04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

De verlengde Beklamel-norm en de verantwoorde financieringsstructuur<br />

geformuleerd. De rechtspersoon is een middel tot risicoverdeling. Aandeelhouders hebben beperkte<br />

verplichtingen tot storting en instandhouding van vermogen en zijn veelal bevoegd tot uitkering<br />

van dividenden. Is de rechtspersoon dan een ‘casino’ waar aandeelhouders en onderneming met een<br />

beperkte inleg en <strong>voor</strong>al met het geld van anderen mogen spelen terwijl winsten ondertussen bij de<br />

inleg mogen worden weggesluisd? Deze invalshoek is zo gek nog niet als men bedenkt dat de<br />

zittende aandeelhouders de aandelen ook <strong>voor</strong> een minimaal bedrag verworven kunnen hebben en<br />

nooit zelf een bijdrage aan het kapitaal hoeven te hebben geleverd. Toch gaat deze beeldspraak niet<br />

per se op. Als je erop mag vertrouwen dat het ‘casino’ gemiddeld meer uitkeert dan incasseert – dat<br />

de onderneming een positief rendement heeft – en de andere participanten ook uit dit rendement<br />

een reële vergoeding krijgen <strong>voor</strong> hun aandeel in de kansen en het risico, valt er, althans<br />

gemiddeld, alleen te winnen.<br />

In het licht van pacta servanda sunt ontbreekt de normatieve verklaring <strong>voor</strong> het<br />

ongedekt mogen laten van het discontinuïteitsrisico tegenover de financiers en<br />

crediteuren. Maar het is niet uit te sluiten dat daar<strong>voor</strong> wel een economische<br />

legitimering bestaat.<br />

Dit onderzoek beperkt zich, om niet-principiële redenen, tot rechtspersoonlijkheid bezittende<br />

vennootschappen. 146 Bij de vraag of verplichtingen moeten worden nagekomen, speelt een rol dat<br />

de rechtspersoon na <strong>faillissement</strong> als debiteur in het niets oplost. In vergelijking tot bij<strong>voor</strong>beeld de<br />

eenmanszaak heeft deze vraag bij een rechtspersoon dus een andere dynamiek. 147 De natuurlijke<br />

persoon staat met heel zijn vermogen, inclusief te verwerven inkomsten ná <strong>faillissement</strong>, in <strong>voor</strong> de<br />

schulden. Hier staat tegenover dat het aansprakelijk stellen van de ‘bestuurder’ van de eenmanszaak<br />

niets méér oplevert dan de al bestaande aansprakelijkheid. Zonder hier diep op in te gaan, mag<br />

worden aangenomen dat de in dit hoofdstuk te ontwikkelen regels met betrekking tot de<br />

verantwoorde financieringsstructuur evenzeer van toepassing zijn op bij<strong>voor</strong>beeld de eenmanszaak<br />

en met name ook <strong>voor</strong> de financier van zelfstandig belang zouden moeten zijn.<br />

IV.3.3 Beklamel, continuïteitsveronderstelling en verplaatsing van het<br />

risico van liquidatieverliezen<br />

De betekenis van de gerechtvaardigde verwachtingen ten aanzien van de<br />

toekomstige rentabiliteit zien wij ook terug in de Beklamel-regel en de ‘gerede<br />

twijfel’ in de continuïteitsveronderstelling (2:384 lid 3 BW). Volgens de vaste<br />

Beklamel-jurisprudentie 148 mag (het bestuur van) de onderneming geen<br />

verplichtingen meer aangaan of de onderneming <strong>voor</strong>tzetten in de wetenschap<br />

dat de verplichtingen niet tijdig kunnen worden nagekomen en de onderneming<br />

bij liquidatie verhaalsinsolvent is. De Beklamel-regel betekent dus óók dat<br />

eventueel bestaande verhaalsinsolventie normatief pas een rol speelt als de<br />

verplichtingen niet tijdig meer kunnen worden nagekomen.<br />

Ook in 2:384 lid 3 BW hoeft niet met het discontinuïteitsrisico door de ‘discontinuïteit van de<br />

werkzaamheden’ rekening te worden gehouden zolang de onderneming op ‘eigen kracht aan haar<br />

verplichtingen zal kunnen voldoen’ zonder verdergaande ‘medewerking van belanghebbenden’<br />

(RJ-richtlijnen). Zolang de continuïteitsveronderstelling geldig is, hoeft geen rekening te worden<br />

gehouden met onvoldoende dekking bij liquidatie.<br />

146 Zie I.3.2.<br />

147 De schone lei in de WSNP daargelaten.<br />

148 HR 6-10-1989, NJ 1990, 286 (Beklamel); HR 10-6-1994, NJ 1994, 766<br />

(Romme/Bakker); HR 14-11-1997, JOR 1998, 6 (Henkel/JMG); HR 27-11-1998, JOR<br />

1999, 11 (Veenbrink/Baarsma); HR 6-6-2003, JOR 2003, 162 (Kuipers/Wentink) en HR<br />

21-12-2001, NJ 2005, 96 (Sobi/Hurks II).<br />

53

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!