04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

De verlengde Beklamel-norm en de verantwoorde financieringsstructuur<br />

de financiering door crediteuren bij zwakke ondernemingen 142 , zelfs als die ook<br />

verliesgevend zijn, hoger is. Bij de verlieslatende verhaalsinsolvente<br />

onderneming die niet <strong>voor</strong>ziet in aan te trekken risicodragend kapitaal, zal de<br />

Exposure at Default en Loss Given Default van crediteuren groter worden,<br />

terwijl uiteraard ook de Probability of Default toeneemt. <strong>Het</strong><br />

discontinuïteitsrisico <strong>voor</strong> crediteuren zal bij die verlieslatende en<br />

verhaalsinsolvente onderneming exponentieel toenemen wanneer de solvabiliteit<br />

vermindert.<br />

De Loss Given Default van crediteuren is afhankelijk van het nationale<br />

rechtssysteem, maar ligt vrijwel overal niet ver van hun Exposure at Default,<br />

zeker als het over concurrente crediteuren gaat. Volgens cijfers van het CBS uit<br />

de jaren ‘90 wordt in Nederland in <strong>faillissement</strong>en per saldo ca. 10-13 %<br />

uitgekeerd, waarbij het overgrote deel van het actief dient ter dekking van<br />

boedelkosten (ca. 80%) en algemeen preferente schulden (ca. 23-33% van alle<br />

<strong>faillissement</strong>sschulden). 143 De Loss Given Default van concurrente crediteuren is<br />

dus vrijwel vergelijkbaar met die van aandeelhouders, nu zij bij <strong>faillissement</strong><br />

ook vrijwel alles kwijtraken.<br />

In V.1.3 zal aangetoond worden dat de crediteuren van een verlieslatende, verhaalsinsolvente<br />

onderneming die later failliet gaat, in feite al vanaf verhaalsinsolventie per saldo niet meer <strong>voor</strong> hun<br />

risico vergoed kunnen worden.<br />

IV.2.6 Belangrijkste conclusies <strong>voor</strong> de risico’s van participanten<br />

<strong>Het</strong> belangrijkste dat uit het bovenstaande kan worden afgeleid, is dat de<br />

verhaalsrisico’s van de onderneming bij mutaties in de wijze van financiering of<br />

mutaties in de solvabiliteit niet gelijktijdig en proportioneel over de<br />

participanten worden (her-)verdeeld. Verschillende vormen van financiering zijn<br />

niet inwisselbaar zonder dat zij leiden tot verschuivingen in het<br />

discontinuïteitsrisico. Met name bij de verhaalsinsolvente, verlieslatende<br />

onderneming wordt het discontinuïteitsrisico <strong>voor</strong>al afgewenteld op de<br />

crediteuren. Naarmate de solvabiliteit afneemt (of de debt-equity ratio<br />

toeneemt), wordt dit risico alsmaar groter. Dit is het gevolg van het feit dat het<br />

onbezwaarde verhaalsactief pleegt af te nemen terwijl de omvang van alle<br />

schulden toeneemt. De vraag rijst zodoende of een onderneming de situatie van<br />

verhaalsinsolventie nog mag laten ontstaan en zo ja, in hoeverre?<br />

IV.3 Pacta servanda sunt?<br />

IV.3.1 Plan van behandeling<br />

In IV.3.2 wordt geconstateerd dat het adagium ‘pacta servanda sunt’ kennelijk<br />

niet volledig opgaat. In IV.3.3 zal duidelijk worden dat de verplaatsing van het<br />

risico van liquidatieverliezen besloten ligt in de Beklamel-jurisprudentie en de<br />

142 Mian en Smith (1994), Danielson en Scott (2004).<br />

143 Luttikhuis (2004), p. 93 e.v., komt op grond van CBS-statistieken tot een ‘recovery rate’<br />

van 2,73% <strong>voor</strong> concurrente crediteuren en 9-10% <strong>voor</strong> preferente crediteuren.<br />

51

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!