04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

De Beklamel-norm en de bij de failliet betrokkene<br />

aandeelhouders of financiers daaraan kunnen voldoen. Willekeurige derden<br />

zullen echter vrijwel nooit voldoende zicht hebben op de feitelijke insolventie.<br />

En ook als dat wel het geval is, zal er geen sprake zijn van invloed op het al dan<br />

niet <strong>voor</strong>tzetten van de onderneming.<br />

Meestal, maar niet altijd, zal de vraag zich dan ook toespitsen op de aansprakelijkheid van derden<br />

onder de Pauliana-norm, omdat na wetenschap van dreigende insolventie onvoldoende rekening is<br />

gehouden met de paritas creditorum. In die gevallen gaat het om derden die niet als wederpartij<br />

direct betrokken zijn bij een benadelende transactie, zoals bij<strong>voor</strong>beeld de controlerend accountant.<br />

De controlerend accountant die een goedkeurende verklaring afgeeft bij de jaarrekening<br />

gewaardeerd volgens continuïteit, of die bestuurders moet waarschuwen dat continuïteit niet langer<br />

aangenomen mag worden, draagt door zijn specifieke functie een eigen verantwoordelijkheid. Uit<br />

de Notarissen/Curatoren THB-arresten 124 blijkt dat de controlerend accountant zich blootstelt aan<br />

aansprakelijkheid als hem in het kader van zijn taak een voldoende ernstig verwijt gemaakt kan<br />

worden als hij ten onrechte uitgaat van continuïteit bij de door hem goedgekeurde jaarrekening, of<br />

als hij de jaarrekening niet afgeeft maar het bestuur ten onrechte niet wijst op de aan te nemen<br />

discontinuïteit. 125 In deze arresten werden notarissen, hoewel de Pauliana-bepalingen zich niet tot<br />

hen richtten, aansprakelijk geacht <strong>voor</strong> aan crediteuren veroorzaakt nadeel. <strong>Het</strong> ging om notarissen<br />

die, conform de opdracht van de te failleren bank, hypotheekaktes verleden waarbij het onderpand<br />

naar zij wisten ten opzichte van de lening een onderwaarde had. De notarissen wisten van de<br />

(ernstige?) 126 dreiging van <strong>faillissement</strong> van de bank/opdrachtgever. Naar mijn mening zal ook de<br />

accountant die een goedkeurende verklaring afgeeft uitgaande van continuïteit, terwijl hij weet of<br />

moet weten dat discontinuïteit in de zin van feitelijke insolventie een feit was, aansprakelijk kunnen<br />

worden gehouden <strong>voor</strong> daarna te ontstane verliezen en/of verminderingen van verhaalsvermogen.<br />

De notarissen konden ook geen gebruik maken van individuele weren met betrekking tot de schade<br />

die mogelijk waren tegen individuele crediteuren. De aansprakelijkheid <strong>voor</strong> algehele vermindering<br />

van verhaalsactief werd aangenomen. De reden daar<strong>voor</strong> lijkt mij te zijn dat het verhaalsvermogen<br />

van de onderneming zelf werd uitgehold en dat in verband met de dreiging van het <strong>faillissement</strong><br />

sprake was van een overschrijding van de grenzen aan de verplaatsing van het ondernemingsrisico<br />

naar hen die daar nauwelijks inzicht in en invloed op hebben. Gezien het feit dat individuele weren<br />

geen rol kunnen spelen, is ook de vraag welke crediteuren wel of niet op de jaarrekening zijn<br />

afgegaan niet relevant. Met recht, want het afgeven van de jaarrekening zonder goedkeurende<br />

verklaring wegens gerede twijfels in verband met de continuïteit zou normaal gesproken binnen de<br />

kortste keren tot het <strong>faillissement</strong> van de onderneming leiden 127 en daarmee de schade hebben<br />

<strong>voor</strong>komen die <strong>voor</strong>tvloeit uit het ten onrechte <strong>voor</strong>tzetten van de feitelijk insolvente<br />

onderneming. 128<br />

124 HR 23-12-1994 en 15-9-1995, NJ 1996, 627/628/629.<br />

125 Vergelijk jurisprudentie met betrekking tot banken die als adviseur een actieve<br />

waarschuwingsplicht hebben (HR 23-5-1997, NJ 1998, 192 (Rabo/Everaars); HR 26-6-<br />

1998, NJ 1998, 660 (Van de Klundert/Rabobank); HR 11-7-2003, NJ 2005, 103 (Van<br />

Zuylen/Rabobank).<br />

126 Naar mijn mening heeft de Hoge Raad zich hierover niet uitgelaten; anders: Van Koppen<br />

(1998), p. 77. <strong>Het</strong> criterium speelt hier evenwel geen rol omdat het per definitie al gaat<br />

om de continuïteitsvraag.<br />

127 Altman (1983) heeft er al op gewezen dat de <strong>voor</strong>spelling van discontinuïteit – zie o.a.<br />

IAS 1 alinea 24 – hoewel intrinsiek onzeker, het karakter heeft van een self-fulfilling<br />

prophecy.<br />

128 <strong>Het</strong> Discussie-memorandum van de MDW-werkgroep Faillissementsrecht sprak de<br />

behoefte aan een feitelijk insolventiecriterium uit en dacht o.a. aan een ‘early warning<br />

system’ d.m.v. de accountant. Tot een uitwerking of concrete <strong>voor</strong>stellen heeft dit niet<br />

geleid.<br />

41

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!