04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Hoofdstuk III<br />

In A.N.V.R. c.s./CLBN had de bank de touroperator Christoffel Reizen – in overleg met betrokken<br />

garantiefondsen ter communicatie in de markt – laten weten in het kader van een reddingsactie een<br />

additioneel krediet te verstrekken en gedurende een bepaalde overbruggingsperiode door te zullen<br />

financieren. De bank zei het krediet alsnog eerder op. De garantiefondsen spraken de bank aan op<br />

door hen geleden schade wegens de vroegtijdige opzegging en wezen erop dat het krediet nog niet<br />

eens was vol getrokken. De Hoge Raad besliste dat bij de vraag of de bank bevoegd was tot<br />

eerdere opzegging, niet de debetstand ten tijde van de opzegging maar de algehele<br />

liquiditeitspositie beslissend was. De liquiditeitspositie die zich ‘als gevolg van tegenvallende<br />

resultaten zo ongunstig bleek te hebben ontwikkeld, dat Christoffel op dat tijdstip, zonder een<br />

aanvullend krediet van enige miljoenen, niet meer in staat was te voldoen aan de in juni 1980 door<br />

de Bank uitgesproken verwachtingen dat met de toen door haar aan Christoffel toegezegde extra<br />

faciliteiten – met name de verhoging van het crediet met f 5,5 miljoen – deze het zomerseizoen zou<br />

kunnen afwikkelen (…).’ Een juiste beslissing. 119 Voortzetting van het krediet zou alleen geleid<br />

hebben tot financiering van verdere verliezen, terwijl de feitelijke insolventie kennelijk al<br />

vaststond, ook als het krediet geheel werd vol getrokken.<br />

In Incom/Rabo Amsterdam had Incom ten laste van Hilco Chemie conservatoir<br />

derdenbeslag gelegd onder de Rabo. In kort geding vorderde Incom een verbod <strong>voor</strong> de bank nog<br />

verdere gelden ter leen te geven omdat de verhaalsmogelijkheden daardoor zouden kunnen<br />

verminderen. <strong>Het</strong> Hof had dat afgewezen omdat daar<strong>voor</strong> zou moeten zijn aangevoerd ‘dat te<br />

verwachten is dat Hilco Chemie – ook op wat langere termijn – haar schuld aan Incom in het<br />

geheel niet zal kunnen betalen en dat de Bank dat weet, begrijpt of redelijkerwijze had behoren te<br />

weten of begrijpen’. De Hoge Raad billijkt dit, mede in het licht van het feit dat overigens niet<br />

vaststond dat Incom ook schade zou leiden omdat de bank een overwaarde aan zekerheden zou<br />

hebben.<br />

Op andere, klassieke, jurisprudentie in verband met de financier, zoals Erba I en<br />

II, Osby en Eneca, 120 kom ik later terug. 121 Die uitspraken kunnen beter bezien<br />

worden vanuit niet alleen maar de Beklamel-norm. Met name in Erba en Osby<br />

zijn sterke aanwijzingen te vinden <strong>voor</strong> de toe te passen Beklamel-norm.<br />

In hoofdstuk IV zal ook blijken dat de financier als betrokkene verantwoordelijk zou moeten<br />

kunnen worden gehouden <strong>voor</strong> het financieren van verliezen nadat een ‘onvoldoende’ 122<br />

solvabiliteit is ontstaan. Ook vanuit die invalshoek is er reden om aan te nemen dat de financier<br />

gehouden is met de belangen van andere crediteuren rekening te houden als de continuïteitsveronderstelling<br />

op het spel staat.<br />

III.4.4 Derden als betrokkenen (accountant, fiscus en<br />

bedrijfsvereniging)<br />

De eerder 123 geformuleerde Beklamel-norm hield in: diegenen die een<br />

overwegende invloed hebben op de <strong>voor</strong>zetting of staking van de onderneming,<br />

mogen niet meewerken aan de <strong>voor</strong>tzetting van die onderneming als zij weten of<br />

moeten weten dat deze feitelijk insolvent is en overigens verhaalsinsolventie is<br />

ingetreden. Deze norm sluit niet uit dat ook andere derden dan bestuurders,<br />

119 Uitgangspunt daarbij is dat CLBN niet zelfstandig jegens de garantiefondsen een<br />

verplichting was aangegaan die strekte tot het afdekken van de betrokken risico’s van<br />

deze fondsen.<br />

120 HR 28-6-1957, NJ 1957, 514 (Erba I); HR 20-3-1959, NJ 1959, 581 (Erba II); HR 25-9-<br />

1981, NJ 1982, 443 (Osby); HR 10-12-1976, NJ 1977, 617 (Eneca).<br />

121 Zie IV.8. Zie <strong>voor</strong> een uitgebreidere bespreking van de arresten: X.2, X.3 en X.4.<br />

122 Zie <strong>voor</strong> dit begrip ‘onvoldoende’ solvabiliteit verder IV.6.4.<br />

123 Zie III.3.<br />

40

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!