04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Hoofdstuk III<br />

onvoldoende verhaal. De moederonderneming, en haar bestuur, is in elk geval<br />

bij geobjectiveerde wetenschap van feitelijke insolventie aansprakelijk te<br />

houden onder de Beklamel-norm.<br />

De meerderheidsaandeelhouder kan ook een eigen verantwoordelijkheid worden toegedicht als de<br />

bestuurder de aandeelhouders in verband met een aanstaand chronisch liquiditeitstekort <strong>voor</strong> de<br />

keuze heeft geplaatst om de noodzakelijke aanvullende financiering te verstrekken of te besluiten<br />

tot surseance of <strong>faillissement</strong>.<br />

Een grotere rol <strong>voor</strong> de aandeelhouder, die ook eerder leidt tot een mogelijk<br />

aansprakelijkheid als betrokkene, ontstaat als deze feitelijk als ware hij<br />

bestuurder zeggenschap heeft 94 en/of als financier van vreemd vermogen<br />

optreedt (Osby 95 , Albada Jelgersma II, Coral/Stalt en Sobi/Hurks II).<br />

In Osby 96 verwoordt de Hoge Raad dit als volgt: ‘Indien een moedermaatschappij alle aandelen in<br />

een dochtermaatschappij bezit en aan de dochter krediet heeft verstrekt en vervolgens de activa van<br />

de dochter, toekomstige inbegrepen, volledig of nagenoeg volledig van deze in zekerheidseigendom<br />

verwerft, aldus dat de dochter aan nieuwe schuldeisers die haar na de zekerheidsoverdracht krediet<br />

geven praktisch geen verhaal meer biedt, kan er, indien de moedermaatschappij nalaat zich de<br />

belangen van de nieuwe schuldeisers aan te trekken, onder omstandigheden sprake zijn van een<br />

onrechtmatige daad van haar jegens dezen. Met name zal dit zo zijn, indien de moeder een zodanig<br />

inzicht in en zeggenschap over het beleid van de dochter heeft, dat zij, gelet op de omvang van haar<br />

vordering en van de zekerheidsoverdracht en het verloop van zaken in het bedrijf van de dochter,<br />

ten tijde van gedragingen als <strong>voor</strong>meld wist of behoorde te <strong>voor</strong>zien dat nieuwe schuldeisers<br />

zouden worden benadeeld bij gebrek aan verhaal, en desalniettemin nalaat zorg te dragen dat die<br />

schuldeisers worden voldaan.’ In lijn daarmee besliste de Hoge Raad in Albada Jelgersma II 97 dat<br />

de moederonderneming die zich na overname intensief en indringend met de dochter bemoeit,<br />

zeggenschap heeft over de bedrijfsvoering en met name ook de inkopen, en die de verwachting<br />

heeft geschapen dat zij er in zou slagen de dochter weer gezond te maken, maatregelen dient te<br />

treffen indien zij <strong>voor</strong>ziet dat leveranciers zouden worden benadeeld bij gebrek aan verhaal. De<br />

moeder moet erop toezien dat geen inkopen meer worden gedaan nadat duidelijk is dat het ‘einde’<br />

van de dochter onvermijdelijk is. Vergelijk ook, ten opzichte van specifieke crediteuren,<br />

NBM/Securicor. 98<br />

In Coral/Stalt 99 bevestigt de Hoge Raad dat de moedervennootschap die zich intensief<br />

met de gang van zaken bij de dochter bemoeit, op haar beurt onrechtmatig handelt indien zij de<br />

onrechtmatige handelwijze van haar dochter in de hand werkt of toestaat.<br />

In Ogem 100 heeft de Hoge Raad aangenomen dat de raad van bestuur van een<br />

moederonderneming richtlijnen en aanwijzingen met betrekking tot het te voeren beleid kan geven<br />

waaraan de directie van de dochter zich moeilijk kan onttrekken, omdat de raad van bestuur de<br />

mogelijkheid bezit de directie, zo deze zich niet bereid toont gevraagde inlichtingen te verstrekken<br />

en zich onttrekt aan het toezicht en de leiding van de concerntop, te doen schorsen, dan wel te doen<br />

ontslaan en vervangen door een directie die zich wel zou voegen naar de haar door of vanwege de<br />

concernleiding te verstrekken richtlijnen en aanwijzingen. Na Ogem neemt de Hoge Raad in<br />

Sobi/Hurks II 101 dan ook al heel snel aansprakelijkheid van de financier/moeder aan: ‘Tenzij de<br />

94 Vergelijk Raaijmakers (2003).<br />

95 In Osby werd de verantwoordelijkheid als financier overigens niet duidelijk<br />

onderscheiden van die van de aandeelhouder. Zie verder IV.8.<br />

96 HR 25-9-1981, NJ 1982, 443 (Osby).<br />

97 Hoge Raad 19-2-1988, NJ 1988, 487 (Albada Jelgersma II).<br />

98 HR 18-11-1994, NJ 1995, 170 (NBM/Securicor).<br />

99 HR 12-6-1998, NJ 1998, 727; zie ook Osby (HR 25-9-1981, NJ 1982, 443).<br />

100 HR 10-1-1990 NJ 1990, 466 (Ogem).<br />

101 HR 21-12-2001, NJ 2005, 96 (Sobi/Hurks II).<br />

36

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!