04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Samenvatting in vogelvlucht<br />

diverse soorten crediteuren, de ‘nieuwe’ crediteuren die zijn ontstaan na<br />

verkrijging van wetenschap van feitelijke insolventie, van dit risico gevrijwaard<br />

zouden moeten zijn. De ‘oude’ crediteuren zouden uit de vóór feitelijke<br />

insolventie nog beschikbare liquide middelen normaal gesproken betaald moeten<br />

zijn, tenzij het gaat om verplichtingen die zijn ontstaan vóór wetenschap van<br />

feitelijke insolventie maar pas daarna betaalbaar zijn. Met de ontwikkelde<br />

normen zou het discontinuïteitsrisico zich moeten concentreren op 1295<br />

verplichtingen die zijn aangegaan of ontstaan kort <strong>voor</strong> wetenschap van<br />

feitelijke insolventie, betwiste verplichtingen, langlopende of <strong>voor</strong>waardelijke<br />

verplichtingen, of verplichtingen die het gevolg zijn van de gedwongen<br />

liquidatie (wanprestatie, beëindigingvergoedingen, 39 en 40 F, e.d.). Doordat de<br />

verplichtingen die bestaan uit financiering met vreemd vermogen meestal zijn<br />

afgedekt met zekerheden, concentreert het risico zich <strong>voor</strong>al op alle andere<br />

genoemde verplichtingen. Financiers lopen zo een beperkt risico en krijgen<br />

overigens – anders dan crediteuren – globaal gesproken ook een behoorlijke<br />

risicogerelateerde vergoeding <strong>voor</strong> hun ter beschikking gestelde vermogen.<br />

Doordat er is gekozen <strong>voor</strong> een economische, niet-normatieve, legitimering van<br />

het discontinuïteitsrisico, blijft het bezien vanuit de uiteindelijke individuele<br />

<strong>faillissement</strong>screditeuren, en soms zelfs boedelcrediteuren, willekeurig dat juist<br />

zij met het discontinuïteitsrisico worden opgezadeld. Daar is in het licht van de<br />

bestaande economische, niet-normatieve, legitimering weinig aan te doen. Voor<br />

het <strong>voor</strong> ondernemingsactiviteiten noodzakelijke vertrouwen in de toekomst,<br />

zoals belichaamd in de continuïteitsveronderstelling, moet een prijs betaald<br />

worden. Maar om dit noodzakelijke vertrouwen te bevorderen en<br />

gerechtvaardigd te laten zijn, moeten wel duidelijke grenzen aan die prijs<br />

worden gesteld.<br />

XIII.7 Pauliana-norm<br />

Voor de onderlinge verdeling van het insolvente vermogen onder de<br />

schuldeisers is als uitgangspunt genomen dat deze verdeling, behoudens<br />

gelegitimeerde uitzonderingen, moet worden gebaseerd op de principes die<br />

liggen besloten in de artikelen 3:277 en 6:162 BW. Uit 3:277 BW volgt kort<br />

gezegd dat schuldeisers recht hebben op de verdeling van het insolvente<br />

vermogen en wel volgens gelijkheid behoudens <strong>voor</strong>rang. Om echter te kunnen<br />

ingrijpen in een ongelijke verdeling, moet deze kunnen worden toegerekend. Dat<br />

laatste wordt bepaald door 6:162 BW.<br />

De Pauliana-norm heeft betrekking op individuele transacties met<br />

wederpartijen waardoor anderen bij verdeling minder krijgen. De norm geeft<br />

antwoord op de vraag vanaf welk moment rekening had moeten worden<br />

gehouden met de noodzaak tot verdeling van het vermogen. <strong>Het</strong> is geen<br />

zorgvuldigheidsnorm die zegt dat sommige transacties niet geoorloofd zijn. <strong>Het</strong><br />

is een maatstaf <strong>voor</strong> het achteraf, naar verkeersopvattingen, redresseren van<br />

nadeel omdat bij insolventie delen de norm is.<br />

1295 Zie VI.6.<br />

519

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!