04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

De Beklamel-norm en de bij de failliet betrokkene<br />

aangeeft, zoals Hof en Hoge Raad die in het besproken arrest ook hanteren. Maar Raaijmakers<br />

voelt kennelijk aan dat met liquiditeit alléén de grens niet te stellen is, en dat de toekomstige<br />

rentabiliteit moeilijk <strong>voor</strong>spelbaar is, zeker zonder in details te treden. Om die reden zal in<br />

hoofdstuk IV de te stellen liquiditeitseis worden verbonden met een solvabiliteitseis, 80 die tevens<br />

een noodzakelijk (te stellen) vertrouwen in de toekomstige rentabiliteit afdwingt en roekeloos<br />

doormodderen onmogelijk maakt.<br />

Op de meer bijzondere positie van ondernemingen die op zich winstgevend zijn, maar<br />

door een eenmalige calamiteit in liquiditeitsproblemen komen, is al afzonderlijk ingegaan<br />

(III.2.2.2). <strong>Het</strong> bijzondere aan die gevallen is dat bij blijvende winstgevendheid (en het per saldo<br />

niet uithollen van de verhaalsmogelijkheden <strong>voor</strong>dat in de benodigde liquiditeit kan worden<br />

<strong>voor</strong>zien) de benadeling van crediteuren ook niet zal optreden.<br />

Ook buiten de Beklamel-sfeer is denkbaar dat de bestuurder uit hoofde van<br />

onrechtmatige daad aansprakelijk is <strong>voor</strong> de onverhaalbaarheid van vorderingen.<br />

<strong>Het</strong> nadeel zal zowel vallen bij degene tot wie de onrechtmatige daad is gericht,<br />

als bij alle crediteuren die door de normschending minder verhaal zullen<br />

vinden. 81 De te stellen toerekeningseisen zijn dat het verwijt dan zonder meer<br />

‘ernstig’ moet zijn: wetenschap van de onrechtmatigheid en schade en<br />

wetenschap dat de schadevordering niet zal kunnen worden voldaan. De laatste<br />

eis stemt eigenlijk overeen met de Beklamel-jurisprudentie.<br />

Uit New Holland Belgium/Oosterhof 82 en Ensing/IDM 83 blijkt dat een zonder meer ‘ernstig verwijt’<br />

vereist is. <strong>Het</strong> niet gerelativeerde ernstige verwijt zal meestal met zich mee moeten brengen dat de<br />

bestuurder ook moest weten dat het toedoen onrechtmatig was en welke schade daaruit zou<br />

<strong>voor</strong>tvloeien. In New Holland Belgium/Oosterhof ging het om een onrechtmatige daad van de<br />

rechtspersoon, die ook leidde tot het niet vinden van verhaal <strong>voor</strong> de uit die onrechtmatige daad<br />

<strong>voor</strong>tvloeiende verplichting van de rechtspersoon. Zo’n geval onderscheidt zich concreet van de<br />

klassieke Beklamel-casus, omdat bij Beklamel duidelijk is dat de aangegane verplichting ontstaat<br />

en hoe groot die is. Bij een fout van de rechtspersoon hoeft niet altijd duidelijk te zijn dat het een<br />

fout is en tot welke schade die leidt. Wil een fout van de rechtspersoon ook als verhaalsvordering<br />

aan de bestuurder toegerekend kunnen worden, dan zal het verwijt ook moeten inhouden dat de fout<br />

zo <strong>voor</strong>zienbaar was dat de bestuurder een persoonlijk verwijt treft. Daarenboven moet de fout ook<br />

zo <strong>voor</strong>zienbaar zijn dat de daardoor te ontstane verplichting niet nagekomen kan worden. <strong>Het</strong><br />

onderscheid dat de Hoge Raad kennelijk maakt, is niet helemaal gelukkig verwoord in het New<br />

Holland Belgium/Oosterhof-arrest. Bij schending van de Beklamel-norm volgt het ernstige verwijt<br />

vanzelf uit de taak van de bestuurder. In andere gevallen hoeft die taak niet direct en<br />

vanzelfsprekend met zich mee te brengen dat ook voldaan wordt aan de eis van <strong>voor</strong>zienbaarheid<br />

van onrechtmatigheid en schade. Dat wordt impliciet ook bevestigd in Beverwijk/Maarssens 84 en<br />

Sobi/Hurks II. 85<br />

80 Zie IV.4.<br />

81 Ook de crediteur die een vordering heeft uit hoofde van onrechtmatige daad, kan als hij<br />

daarnaast een directe vordering op de bestuurder heeft, een ‘nieuwe’ crediteur zijn. Zijn<br />

bijzondere positie en verhouding tot de boedel wordt besproken in VII.6 en VII.7.<br />

82 HR 18-2-2000, NJ 2000, 295.<br />

83 HR 12-7-2002, JOR 2002, 160.<br />

84 HR 8-2-2002, NJ 2002, 196 (Beverwijk/Maarssens).<br />

85 Volledigheidshalve zij vermeld dat er nog wel een enkele schijnbare inconsistentie in de<br />

jurisprudentie van de Hoge Raad te vinden is. In Steins/Textile wordt bij<strong>voor</strong>beeld de<br />

toerekenbaarheid op grond van een persoonlijk verwijt nog eens bevestigd, maar de<br />

latere concrete motivering zegt dat de ‘onwaarschijnlijkheid’ van een betaling wegens<br />

een 4 jaar later in te treden <strong>faillissement</strong> redengevend is. Zonder nadere motivering is<br />

dat althans <strong>voor</strong> mij niet begrijpelijk.<br />

31

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!