04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

X.20.4 Evaluatie overwegingen Hoge Raad<br />

Wenselijk recht toegepast op casus uit de jurisprudentie<br />

(iv) Toepasselijkheid van de Pauliana-norm.<br />

Gezien de in Duitsland bestaande strenge eisen die aan bestuurders<br />

worden gesteld om tijdig na gebleken feitelijke insolventie het<br />

<strong>faillissement</strong> aan te vragen, de op de actio Pauliana gebaseerde<br />

vordering van de curator en de overwegingen van het Hof (<strong>voor</strong> zover<br />

bekend), is er aanleiding om aan te nemen dat er ten tijde van de<br />

betalingen sprake was van geobjectiveerde, dreigende maar nog niet<br />

feitelijke, insolventie.<br />

(v) Feiten of interpretatie?<br />

De Hoge Raad laat in het midden of het Duitse recht minder strenge<br />

eisen stelt dan 47 F, hoewel dat, zeker in de interpretatie in Gispen<br />

q.q./IFN en Meijs q.q./Bank of Tokyo, duidelijk wel het geval is. Wil de<br />

Hoge Raad naar een toch meer met het Duitse recht vergelijkbare<br />

interpretatie van 47 F toe? Dat is niet echt duidelijk. In dit geval wordt<br />

met een beroep op de invulling van de feiten door de lagere rechter wel<br />

een meer met Duits recht conforme interpretatie toegepast. Of het<br />

beroep op de feitelijke invulling alléén helemaal zuiver is, is maar de<br />

vraag.<br />

(vi) Omkering van bewijslast brengt 47 F weer tot leven.<br />

Betalingen op (reeds <strong>voor</strong> wetenschap van benadeling ontstane)<br />

verplichtingen leiden altijd tot benadeling door vermindering van<br />

verhaalsvermogen. Dat vaststaande gegeven waarvan de<br />

geobjectiveerde wetenschap aanwezig mag worden geacht te zijn bij<br />

zowel schuldenaar als schuldeiser na wetenschap van benadeling,<br />

oftewel dreigende insolventie, en het daarenboven door 47 F verlangde<br />

bewijs van de <strong>voor</strong>liggende opzet tot benadeling en be<strong>voor</strong>deling,<br />

maakte in Gispen q.q./IFN 47 F mijns inziens tot een nagenoeg dode<br />

letter. Wat bot gezegd: als het je als rechter verboden wordt aan te<br />

nemen dat een logisch gevolg ook een feit is, is het bewijs daarvan ook<br />

onmogelijk. <strong>Het</strong> beroep door de Hoge Raad op juist Gispen q.q./IFN is<br />

dus opmerkelijk. De Hoge Raad doet alsof op het arrest wordt<br />

<strong>voor</strong>tgebouwd. Maar het lijkt er meer op dat alsnog een andere draai<br />

aan het arrest wordt gegeven. De crux zit hem dan ook in de alsnog<br />

toegestane omkering van de bewijslast omdat overleg en opzet<br />

<strong>voor</strong>shands mogen worden aangenomen en omgekeerd geen<br />

‘rechtstreeks daarop gerichte bewijsmiddelen’ van de curator worden<br />

verlangd.<br />

(vii) Strijd met Loeffen q.q./BMH II.<br />

De omkering van de bewijslast lijkt moeilijk verenigbaar met Loeffen<br />

q.q./BMH II waarin uitsluitend het door de curator te leveren bewijs<br />

van belang kan zijn: ‘De formulering van 42-48 Fw is er op gericht<br />

telkens nauwkeurig aan te geven wat door de curator moet worden<br />

bewezen (…). Art 47 spreekt in dit verband niet van een <strong>voor</strong><br />

tegenbewijs vatbaar vermoeden. Slaagt de curator in het in dit artikel<br />

461

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!