04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Wenselijk recht toegepast op casus uit de jurisprudentie<br />

licht van de vaste Beklamel-jurisprudentie 1210 die ziet op de benadeling<br />

van crediteuren na geobjectiveerde wetenschap van feitelijke<br />

insolventie en bestaande verhaalsinsolventie. 1211 Bij de aansprakelijkheid<br />

van Hurks wordt nadrukkelijk vastgesteld dat deze voldoet aan<br />

het Beklamel-criterium. Dat criterium wordt, evenals in dit onderzoek<br />

bepleit, gezien in de context van alle verplichten en dus alle crediteuren.<br />

<strong>Het</strong> is zodoende geen wonder dat het Hof inderdaad op het moment dat<br />

moet worden aangenomen dat er een liquiditeitstekort bestond het<br />

tijdstip van feitelijke insolventie markeert.<br />

(xvii) Een aantal andere aspecten aan dit arrest is al uitgebreid op andere<br />

plaatsen besproken. 1212<br />

X.20 Cikam/Siemon q.q.<br />

(HR 7-3-2003; JOR 2003, 102).<br />

Feiten (mede ontleend aan de conclusie van de AG): Cikam B.V. (‘bv’) en de failliet Cikam Gmbh<br />

(‘gmbh’) zijn zustervennootschappen. De directeur en adjunct directeur/gevolmachtigde van bv zijn<br />

tevens zakelijk leider en bedrijfsleider van gmbh. Op 9 en 13 februari 1996 heeft gmbh ter<br />

voldoening van een deel van de vordering van bv betalingen gedaan aan bv, totaal DM 120.000. De<br />

vorderingen hebben betrekking op leveranties onderworpen aan Nederlands recht. Op 26 maart<br />

1996 vraagt gmbh haar eigen <strong>faillissement</strong> aan met opgave van twee redenen: een op 9 februari<br />

uitgesproken veroordeling van gmbh tot betaling aan een ex-werknemer van ca DM 75.000 en de<br />

afwijzing door de Duitse belastingdienst van een vordering tot teruggave van DM 140.000 en<br />

vaststelling van een schuld van ca. DM 135.000. Op 1 mei 1996 is gmbh failliet verklaard. De<br />

Duitse curator heeft de nietigheid ingeroepen van de betalingen van gmbh aan bv. Volgens par. 31<br />

KO zijn vernietigbaar: rechtshandelingen van de schuldenaar welke worden verricht met het aan de<br />

wederpartij bekende doel om zijn crediteuren te benadelen; evenals: de in het laatste jaar<br />

<strong>voor</strong>afgaande aan de faillietverklaring gesloten ‘entgeltichen Verträge’ (waaronder blijkens<br />

rechtspraak van het BGH begrepen ‘reine Erfullingsgeschäfte) van de schuldenaar met onder meer<br />

zijn echtgenoot en verwanten <strong>voor</strong> zover door het sluiten daarvan de crediteuren van de<br />

schuldenaar worden benadeeld en de wederpartij niet bewijst dat haar op het tijdstip van het sluiten<br />

van het contract een bedoeling van de schuldenaar om zijn crediteuren te benadelen niet bekend<br />

was. Door het Hof (rov. 4.13) is feitelijk vastgesteld dat de crediteuren door de bewuste betalingen<br />

zijn benadeeld en (rov. 4.14) dat de financiële positie van gmbh zoals het management bekend was<br />

begin 1996 zeer slecht was. 31 KO is van toepassing als lex concursus en 47 F als lex causae. <strong>Het</strong><br />

Hof heeft bv toegelaten tot het bewijs dat bij bv en gmbh niet de bedoeling heeft <strong>voor</strong>gelegen van<br />

be<strong>voor</strong>deling van bv ten nadele van crediteuren. Bv slaagt niet in dit bewijs en de vordering van de<br />

curator wordt toegewezen. De belangrijkste klachten in cassatie zij kort samengevat: het Hof heeft<br />

ten onrechte overwogen dat art. 47 F geen strengere eisen stelt dan het Duitse recht; er wordt niet<br />

voldaan aan het samenspanningvereiste en (vrij vertaald) er zijn onvoldoende redenen om tot een<br />

omkering van de bewijslast in 47 F te komen.<br />

Hoge Raad: ‘Op grond van een aantal in rov. 4.13 en 4.14 vastgestelde feiten kwam het Hof<br />

namelijk tot het oordeel dat aan het vereiste’ (naar Duits recht; LvE) ‘dat de crediteuren van Cikam<br />

gmbh door de bewuste betalingen zijn benadeeld, is voldaan en dat er voldoende feitelijke<br />

aanwijzingen zijn om <strong>voor</strong>alsnog aan te nemen dat de betalingen aan Cikam bv door Cikam gmbh<br />

1209 Hoge Raad 12-6-1998, NJ 1998, 727 (Coral/Stalt).<br />

1210 HR 6-10-1989, NJ 1990, 286 (Beklamel); HR 10-6-1994, NJ 1994, 766<br />

(Romme/Bakker); HR 14-11-1997, JOR 1998, 6 (Henkel/JMG); HR 27-11-1998, JOR<br />

1999, 11 (Veenbrink/Baarsma).<br />

1211 Zie hoofdstuk III.<br />

1212 Zie met name III.4.1.1, VII.7.3 en VII.7.5.<br />

459

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!