04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Wenselijk recht toegepast op casus uit de jurisprudentie<br />

middelen zal hebben geleid. Hoogstwaarschijnlijk mag de wetenschap<br />

van feitelijke insolventie al op 27 december worden aangenomen,<br />

omdat K door de bevriezing van het krediet al niet meer in staat zal zijn<br />

geweest tijdig aan haar verplichtingen te voldoen.<br />

(v) De verstrekking van zekerheden in de vorm van pandlijsten, ook na<br />

wetenschap van dreigende insolventie, leidt – althans <strong>voor</strong>dat niet ook<br />

de wetenschap van feitelijke insolventie is ontstaan – in beginsel niet tot<br />

een onder de Pauliana-norm relevant nadeel. 1196 Maar in verband met de<br />

bevriezing (en later opzegging) van het krediet zal er daarna in<br />

dynamisch perspectief wel sprake zijn van relevant nadeel. 1197 Immers:<br />

door de betalingen op reeds verpande vorderingen ontstaat niet langer<br />

nieuwe kredietruimte zodat het dynamisch perspectief niet langer geldig<br />

is. De verpanding na 27 december van <strong>voor</strong>dien nog dubbeltoekomstige<br />

vorderingen leidt tot relevant nadeel.<br />

(vi) <strong>Het</strong> krediet is op 29 december door de bank zelf opgezegd. Of er zonder<br />

die opzegging al sprake was van feitelijke insolventie of onafwendbare<br />

insolventie is niet duidelijk. In theorie is denkbaar dat de opzegging<br />

onrechtmatig is geweest. 1198 Indien er sprake was van feitelijke of<br />

onafwendbare insolventie is de opzegging in verband met de Beklamelnorm<br />

juist geweest. <strong>Het</strong> is dan ook zeer wel denkbaar dat de bank al<br />

eerder tot die conclusie had moeten komen en het krediet had moeten<br />

opzeggen. In dat geval moet een bredere aansprakelijkheid worden<br />

aangenomen dan alleen aansprakelijkheid <strong>voor</strong> het effect van het<br />

afgeven van de pandlijst van 28 december. <strong>Het</strong> is ondertussen geheel<br />

onduidelijk waarom (het bestuur van) K niet onmiddellijk daarna<br />

surseance of <strong>faillissement</strong> heeft aangevraagd. Bestuurders van K zijn als<br />

betrokkenen waarschijnlijk wel <strong>voor</strong> de gevolgen van de <strong>voor</strong>tzetting na<br />

27 december aan te spreken.<br />

(vii) In de uitspraak blijft onverklaard hoe het mogelijk is dat er na<br />

opzegging nog een verplichting kon bestaan tot het nog steeds<br />

verstrekken van zekerheden door nieuwe pandlijsten. Tenminste het<br />

argument van de Hoge Raad overtuigt niet: ‘de verbintenis van K. om<br />

door haar verkregen vorderingen aan de bank te verpanden vloeide<br />

<strong>voor</strong>t uit de stamcessieovereenkomst van 21 mei 1991. Verpanding door<br />

K. van haar vorderingen geschiedde in ieder geval niet onverplicht<br />

<strong>voor</strong>zover zulks strekte tot zekerheid van betaling van hetgeen de bank<br />

na de opzegging van het krediet van K. had te vorderen’. Verwart de<br />

Hoge Raad de opeisbaarheid van de schuld met de opeisbaarheid van de<br />

verplichting tot verpanding? Hoe verhouden de overwegingen zich tot<br />

het fixatiebeginsel? Overziet de Hoge Raad de gevolgen van de<br />

combinatie van opzegging en <strong>voor</strong>tgaan met verstrekking van<br />

zekerheden?<br />

1196 Zie IX.4.2.<br />

1197 Zie IX.4.3.5.<br />

1198 Zie IX.3.4 en IX.3.5.<br />

449

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!