04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Hoofdstuk X<br />

geoordeeld dat deze tot doel had Verkerk boven andere crediteuren te be<strong>voor</strong>delen. In verband met<br />

de verkoop van de vrachtauto’s wordt de vernietiging van de koopovereenkomst omgezet in een<br />

betalingsverplichting van f. 50.000. <strong>Het</strong> Hof verwerpt het betoog van Verkerk dat de vordering<br />

slechts <strong>voor</strong> een bedrag van de taxatiewaarde van f. 26.500 toewijsbaar zou zijn op de grond dat<br />

partijen bij de akte van dading zelf aan de vrachtauto's een gezamenlijke waarde van f. 50.000<br />

exclusief BTW hebben toegekend. <strong>Het</strong> bewijsaanbod dat Verkerk op dit punt nog heeft gedaan<br />

wordt als niet ter zake dienende gepasseerd. Dit is in cassatie niet meer aan de orde. Zowel de<br />

rechtbank als het hof hebben de curator in het gelijk gesteld.<br />

Hoge Raad: 4.2. Onderdeel 2 keert zich tegen r.o. 7, waarin het hof, kort samengevat, heeft<br />

overwogen dat reeds op grond van de omstandigheid dat ten aanzien van de transactie met de<br />

vrachtauto's zowel bij Verkerk als bij Heemskerk wetenschap van benadeling van andere<br />

schuldeisers bestond, moet worden geoordeeld dat de betaling van f 8. 000 eveneens tot doel had<br />

Verkerk boven andere crediteuren te be<strong>voor</strong>delen.<br />

Aldus overwegende heeft het hof hetzij blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting hetzij zijn<br />

oordeel ontoereikend gemotiveerd. Zou het hof hebben geoordeeld dat <strong>voor</strong> vernietiging van de<br />

voldoening van een opeisbare schuld op de voet van art. 47 F. voldoende is dat zowel bij de<br />

schuldeiser als bij de schuldenaar wetenschap van benadeling van andere schuldeisers bestond,<br />

dan heeft het hof miskend dat art. 47 "overleg" tussen schuldeiser en schuldenaar eist, welk<br />

vereiste aldus moet worden verstaan dat sprake is van samenspanning, dat wil zeggen dat niet<br />

alleen bij de schuldeiser, maar ook bij de schuldenaar de bedoeling heeft <strong>voor</strong>gezeten door de<br />

gewraakte betaling deze schuldeiser boven anderen te begunstigen (HR 24 maart 1995, nr. 15 584,<br />

NJ 1995, 628). Indien het hof mocht hebben bedoeld dat de wetenschap van benadeling van andere<br />

crediteuren meebracht dat de onderhavige betaling tot doel had Verkerk boven andere crediteuren<br />

te be<strong>voor</strong>delen, is zonder nadere motivering niet begrijpelijk dat reeds die wetenschap zou<br />

betekenen dat sprake is van een samenspanning als hier<strong>voor</strong> omschreven.(..)<br />

5. (..) <strong>Het</strong> middel in het incidenteel beroep strekt ten betoge dat de, in dit geding niet bestreden,<br />

vernietiging van de overeenkomst van 4 maart 1994 meebracht dat aan de handelingen die strekten<br />

tot uitvoering van die overeenkomst – de betaling van f 80.000 en de inbetalinggeving van de<br />

vrachtauto's – de rechtsgrond was ontvallen, althans dat die handelingen onverplicht waren. <strong>Het</strong><br />

hof had dan ook, aldus het middel, de vorderingen van de curator moeten toewijzen op grond van<br />

art. 6:203 BW althans van art. 42 F. in verbinding met art. 51 F., met terzijdelating van art. 47 F.<br />

(onderdelen 1-3). Afgezien daarvan had het hof de overeenkomst, ook wat de<br />

uitvoeringshandelingen betreft, als één geheel moeten zien en niet moeten splitsen in een<br />

onverplicht deel dat door art. 42 wordt bestreken en een ander deel dat onder art. 47 valt<br />

(onderdeel 4).<br />

<strong>Het</strong> middel berust in al zijn onderdelen kennelijk op het uitgangspunt dat de<br />

overeenkomst van 4 maart 1994 een schuldvernieuwing inhoudt en meebrengt dat de transactie met<br />

de vrachtauto's en de betaling van f. 80.000, los van de <strong>voor</strong>dien tussen partijen bestaande<br />

rechtsverhouding, uitsluitend nog op deze overeenkomst berusten. <strong>Het</strong> Hof heeft evenwel dit<br />

uitgangspunt klaarblijkelijk niet aanvaard en geoordeeld dat, nu van een andere bedoeling van<br />

partijen niet was gebleken, zowel de betaling van f. 80.000, alsook, in overeenstemming met art.<br />

6:45 BW, de inbetalinggeving van de vrachtauto's nakoming van de oorspronkelijke verbintenis<br />

van partijen opleverden. Dit oordeel, dat berust op de aan het Hof als rechter die over de feiten<br />

oordeelt <strong>voor</strong>behouden uitlegging van de overeenkomst, geeft niet blijk van een onjuiste<br />

rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. <strong>Het</strong> behoefde in het licht van het debat van partijen in<br />

eerste aanleg en in hoger beroep, waarbij de curator niet een betoog heeft gevoerd als thans in het<br />

middel is vervat, ook geen nadere motivering.<br />

Bespreking:<br />

X.15.1 Relevante vragen volgens wenselijk recht<br />

(i) Pauliana-norm: Had Verkerk ten tijde van de betaling van f. 80.000 en<br />

de levering van de vrachtauto’s wetenschap van dreigende insolventie?<br />

430

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!