04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Wenselijk recht toegepast op casus uit de jurisprudentie<br />

X.12.4 Verdere evaluatie overwegingen Hoge Raad<br />

(viii) Nadeel?<br />

De uitspraak is uitgebreid onderwerp geweest van beschouwingen in de<br />

literatuur, 1152 waarbij Kortmann en Faber het <strong>voor</strong>touw hebben genomen<br />

door in te gaan op <strong>voor</strong>al 'ingewikkelde dogmatische vragen', de<br />

verrekening in het algemeen, 53 F, de eventuele betekenis van 54 F,<br />

verschillen tussen failliet, boedel en curator. Zij achten de motivering<br />

van de Hoge Raad, gebaseerd op doel en strekking van de actio<br />

Pauliana, ‘nogal vaag’ en betogen dat dezelfde uitkomst had moeten<br />

worden bereikt door verrekening niet toe te staan omdat aan de eisen<br />

niet werd voldaan. De schrijvers, inclusief de AG Vranken, menen bijna<br />

allemaal dat de uitkomst van de uitspraak bevredigend is. Alleen<br />

Huizink heeft een vraagteken en acht de druiven zuur <strong>voor</strong> Kuijsters als<br />

er sprake zou zijn geweest van een niet-achtergestelde lening. Wat dat<br />

belang van de achterstelling daarbij is, ontgaat mij. Meer algemeen<br />

meen ik dat de uitspraak hoogst onbevredigend is en dat dat gegeven<br />

verdronken is in het beperkte dogmatische debat. Op de AG na,<br />

bekommeren de schrijvers zich niet over een ruimer totaalbeeld waarbij<br />

ook de bank als crediteur betrokken wordt, waardoor de vraag of en in<br />

hoeverre er wel sprake was van nadeel c.q. welke gevolgen de uitspraak<br />

heeft <strong>voor</strong> de gelijkheid van crediteuren in ruimer verband niet aan de<br />

orde komt. 1153 Dat is opmerkelijk omdat Kortmann en Faber er in<br />

1152 Huizink (1995); Kortmann, Faber (1995a), met reacties van Verschoof (1995) en<br />

Sevenheck (1995) en repliek van Kortmann en Faber (1995b); noot Van Schilfgaarde in<br />

de NJ 1995, 626; Wessels (2003); Faber (2005).<br />

1153 Ook Steins/Textile (HR 18-1-2002, NJ 2002, 96) lijkt een <strong>voor</strong>beeld van een beslissing<br />

op grond van een beperkte visie op de feiten te zijn. De Hoge Raad neemt tot<br />

uitgangspunt een in cassatie niet meer ter discussie staande teruggaveverplichting van<br />

onbetaalde trainingspakken (zonder dat een beroep op reclame of ontbinding of<br />

eigendoms<strong>voor</strong>behoud was gedaan) en komt tot een persoonlijke aansprakelijkheid van<br />

de bestuurder. Maar tegelijkertijd houdt de teruggaveverplichting en de persoonlijke<br />

aansprakelijkheid blijkens de uitspraak direct verband met het aangenomen aanstaande<br />

<strong>faillissement</strong>. Binnen die context is het nu juist de vraag of de trainingspakken niet mede<br />

tot verhaal van alle crediteuren had moeten dienen en dus helemaal niet hadden moeten<br />

worden teruggegeven. Binnen mijn analyse had daarbij aansluiting moeten worden<br />

gezocht bij de Beklamel-jurisprudentie en was de vraag of de koopovereenkomst was<br />

aangegaan toen de bestuurder moest weten van de feitelijke insolventie. Zo ja, dan<br />

strekte de levering tot ‘<strong>voor</strong>deel’ dat had moeten worden teruggegeven althans tot een<br />

boedelschuld had moeten leiden als (de waarde van) de trainingspakken nog aanwezig<br />

was geweest. In casu waren ze ondanks een beslag verdwenen zodat op die grond ook<br />

aansprakelijkheid wegens de onrechtmatige vermindering van verhaalsactief aannemelijk<br />

was en aldus de waarde ook had kunnen worden teruggebracht in de boedel en aldus ook<br />

tot een boedelschuld had kunnen leiden. Maar werd de koopovereenkomst aangegaan<br />

vóór geobjectiveerde wetenschap van feitelijke insolventie dan is de uitkomst van de<br />

uitspraak mijns inziens onjuist omdat geen rekening wordt gehouden met de aanspraken<br />

van andere crediteuren. Naar mijn mening brengt de gelijkheid van crediteuren met zich<br />

dat een rechter daar ambtshalve rekening mee zou moeten houden zodat die gelijkheid<br />

niet door zijn uitspraak verstoord wordt en de uitspraak zelve onrechtmatig zou zijn<br />

(waar kennelijk de curator zelf niets had gedaan viel dat in casu wel mee). Ook de vraag<br />

419

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!