04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Hoofdstuk X<br />

(xi) <strong>Het</strong> is opmerkelijk dat de Hoge Raad het daarna niet heeft over de door<br />

het Hof feitelijk vastgestelde marktconforme prijs, maar over de<br />

‘executie-opbrengst’. Zolang van de continuïteit van de onderneming<br />

mag en moet worden uitgegaan, zal 1133 niet de executieopbrengst maar<br />

de onderhandse marktwaarde bepalend moeten zijn. Zodra niet meer<br />

van continuïteit mag worden uitgegaan is de <strong>voor</strong>tzetting van de verliesgevende<br />

overeenkomst onder de Beklamel-norm toe te rekenen.<br />

(xii) Gegeven de aannemelijkheid van verhaalsinsolventie en de wetenschap<br />

van dreigende insolventie op het moment van betaling rijst, bezien<br />

vanuit de Pauliana-norm, de vraag of en zo ja welk nadeel daaruit<br />

<strong>voor</strong>tvloeide, of dit <strong>voor</strong>zienbaar was en aan wie dit is toe te rekenen. 1134<br />

Er kan geen twijfel bestaan dat het verhaalsvermogen werd verminderd.<br />

In de woorden van de Hoge Raad: ‘Dit geval doet zich hier <strong>voor</strong>’ (..)<br />

‘zonder de door de curator gewraakte transactie (zou) de opbrengst van<br />

de caravans beschikbaar (..) zijn geweest <strong>voor</strong> de gezamenlijke<br />

schuldeisers’. Bij wetenschap van dreigende insolventie is dit nadeel<br />

ook <strong>voor</strong>zienbaar geweest als aannemelijk was dat de bank<br />

onvoldoende zekerheden had tegenover de bestaande schuld. Dat dit het<br />

geval was en dat Interniber dat moest weten staat niet vast maar is wel<br />

aannemelijk.<br />

(xiii) Bij de benadeling zijn twee partijen betrokken, de bank die verrekent en<br />

naar aan te nemen is aldus een aflossing op een onvoldoende door<br />

zakelijke zekerheden gedekte schuld krijgt, en Interniber die in één klap<br />

van twee vorderingen afkomt, de schuld terzake van de leveranties en<br />

de schuld uit hoofde van borgtocht. Bij het ongedaan maken zal met de<br />

posities van zowel Interniber als de bank rekening moeten worden<br />

gehouden 1135 en is relevant wie van hen in de woorden van 54 F niet ‘te<br />

goeder trouw’ was. Ontving de bank de betaling zonder wetenschap van<br />

dreigende insolventie, dan zal de verrekening zijn toegestaan en<br />

tegelijkertijd de borgverplichting van Interniber verminderen maar zal<br />

Interniber onder de Pauliana-norm alsnog tot betaling aan de boedel<br />

moeten overgaan. Zijn beide niet te goeder trouw dan leidt dit per saldo<br />

tot hetzelfde resultaat, maar is verrekening niet toegestaan en is<br />

Interniber nog steeds aansprakelijk als borg waartoe de bank de reeds<br />

gedane betaling kan laten strekken.<br />

(xiv) Had Interniber, als zij niet betaald had en na <strong>faillissement</strong> door de bank<br />

zou zijn aangesproken op de borgtocht, daarna het betaalde in<br />

verrekening hebben mogen brengen? Had dan niet gelijk in Loeffen<br />

q.q./BMH II hypothetisch betoogd kunnen worden dat Montana geen<br />

nadeel heeft geleden maar slechts een <strong>voor</strong>deel is ontgaan? Naar de<br />

1133 Althans bij verkoop; zie <strong>voor</strong> liquidatieverliezen: VII.9.2.3, VII.9.2.4, VII.9.2.5 en<br />

VII.9.2.6.<br />

1134 Zie concl. 26, 28, 46 en 36.<br />

1135 Zie VII.5.<br />

408

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!