04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Hoofdstuk X<br />

eigenlijke betekenis van het woord'' – worden aangenomen dat, wanneer een debiteur van de<br />

schuldenaar zijn schuld aan deze heeft voldaan door storting op diens rekening bij een bankgiroinstelling<br />

en deze laatste, toen zij zich door creditering van die rekening tot debiteur van de<br />

schuldenaar maakte, niet te goeder trouw was in de zin van de art. 54, onderscheidenlijk 235 Fw,<br />

het bepaalde in deze artikelen zich ertegen verzet dat de bankgiro-instelling zich op<br />

schuldvergelijking beroept (HR 8 juli 1987, NJ 1988, 104). Gezien <strong>voor</strong>melde ratio heeft datzelfde<br />

te gelden indien, zoals het Hof te dezen veronderstellenderwijs heeft aangenomen, de bankgiroinstelling<br />

<strong>voor</strong> de faillietverklaring, onderscheidenlijk de aanvang der surseance weliswaar de<br />

rekening van de debiteur nog niet heeft gecrediteerd, maar toen door de aanvaarding van de<br />

opdracht daartoe en het geven van een begin van uitvoering daaraan, <strong>voor</strong> haar wel reeds een <strong>voor</strong><br />

compensatie vatbare "verplichting tot creditering'' was ontstaan: was zij toen niet te goeder trouw<br />

in <strong>voor</strong>melde zin, dan verzet art. 54, onderscheidenlijk 235 zich tegen een beroep op compensatie<br />

als te dezen door Amro gedaan.<br />

3.4 (..) Terecht heeft het Hof geoordeeld dat de eisen van het betalingsverkeer niet ertoe<br />

nopen te aanvaarden dat <strong>voor</strong> de onder 3.3 bedoelde (overeenkomstige) toepassing van de art. 54<br />

en 235 Fw aan het begrip "niet te goeder trouw handelen'' in de zin van genoemde bepalingen een<br />

andere betekenis toekomt dan in geval van overneming van een schuld aan of een vordering van de<br />

boedel waar<strong>voor</strong> deze bepalingen zijn geschreven. Voldoende is in ieder geval dat de betrokken<br />

"overnemer'' op het ogenblik der verkrijging wist dat de schuldenaar in een zodanige toestand<br />

verkeerde dat zijn <strong>faillissement</strong>, onderscheidenlijk zijn surseance van betaling was te verwachten.<br />

Zoals ook het Hof heeft overwogen, belet zulks bankgiro-instellingen niet te voldoen aan hun<br />

verplichting "een opdracht tot betaling als ten processe bedoeld terstond te aanvaarden en uit te<br />

voeren'' (citaat uit het onderdeel); het verhindert hen slechts zich onder de in de art. 54,<br />

onderscheidenlijk art. 235 Fw bedoelde omstandigheden ter zake van de uit die aanvaarding en<br />

uitvoering <strong>voor</strong> hen jegens de schuldenaar <strong>voor</strong>tgevloeide verbintenissen op schuldvergelijking te<br />

beroepen’.<br />

Bespreking:<br />

X.8.1 Relevante vragen volgens wenselijk recht<br />

(i) (Pauliana-norm). Had de Bank te tijde van de ontvangst van de betaling<br />

wetenschap van dreigende insolventie? Strekte de vordering waarop<br />

betaald werd tot zekerheid? Strekte de verrekening tot aflossing van een<br />

schuld waar<strong>voor</strong> onvoldoende zekerheden bestonden? Was de derdedebiteur<br />

als wederpartij betrokken bij het toegebrachte nadeel?<br />

(ii) In casu heeft de Beklamel-norm geen zelfstandige betekenis naast de<br />

Pauliana-norm. <strong>Het</strong> gaat om specifiek nadeel toegebracht door een<br />

wederpartij waarbij wetenschap van dreigende insolventie – in plaats<br />

van feitelijke insolventie – al voldoende is.<br />

X.8.2 Relevante feiten en financiële positie<br />

(iii) De bank had wetenschap van dreigende insolventie. Er zijn geen<br />

aanwijzingen dat de betaalde schuld tot zekerheid van de bank diende.<br />

Was dat wel het geval dan zou er bezien vanuit de dynamische effecten<br />

geen sprake zijn van nadeel. 1105 De casus vermeldt niet of de bank <strong>voor</strong><br />

verrekening onvoldoende zekerheden had. Bij voldoende zekerheden<br />

zou er geen sprake zijn van nadeel. Er zijn geen aanwijzingen dat de<br />

debiteur (bij<strong>voor</strong>beeld als borg) zelfstandig bij het nadeel betrokken<br />

1105 Idem Mulder q.q./CLBN; zie IX.4.3.5.<br />

392

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!