04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Wenselijk recht toegepast op casus uit de jurisprudentie<br />

(xvi) 53 F.<br />

Volgens het Hof kon er geen nadeel zijn omdat Meerhuys en APO<br />

hoofdelijk verbonden waren <strong>voor</strong> elkaars schulden. Als APO de<br />

f. 750.000 maar betaald had op grond van de hoofdelijke verbondenheid<br />

<strong>voor</strong> de schuld van Meerhuys, kon dit volgens het Hof niet tot nadeel<br />

leiden. <strong>Het</strong> Hof heeft in zoverre gelijk dat als bij<strong>voor</strong>beeld BMH<br />

Meerhuys had laten failleren en vervolgens APO op de hoofdelijkheid<br />

had aangesproken, APO naar de letter van 53 F het op grond van de<br />

hoofdelijkheid aan BMH betaalde zou hebben mogen verrekenen. Hier<br />

blijkt het spanningsveld tussen 54 (en 42) F en 53 (en 47) F wederom.<br />

Immers: in het eerste arrest had de Hoge Raad geconstateerd dat de<br />

betaling aan BMH op grond van 54 F tot een relevante benadeling<br />

strekte. De kern van het probleem is dat 53 F ongelimiteerd de<br />

benadeling door verrekening toestaat en daarmee onverenigbaar is met<br />

de norm van de gelijkheid van crediteuren en op geen enkele wijze is in<br />

te passen in een normatief stelsel. 1104 In feite was dat in het eerste arrest<br />

al geconstateerd waar het beginsel van 54 F op de verrekening, die<br />

onder 53 F valt, werd toegepast. De daar<strong>voor</strong> gegeven reden was echter<br />

feitelijk (de veel <strong>voor</strong>komende betaling op de bankrekening) en niet<br />

principieel van aard en dat wreekt zich, zie ook X.8.<br />

(xvii) De Hoge Raad neemt in het tweede arrest de redenering van het Hof<br />

niet over. De reden daar<strong>voor</strong> lijkt te zijn dat APO simpelweg niet ten<br />

titel van de schuld van, maar wel de schuld aan, Meerhuys had betaald.<br />

X.8 Amro/Curatoren THB (en de samenhang met Mulder<br />

q.q./CLBN)<br />

(HR 7-10-1988, NJ 1989, 449; HR 17-2-1995, NJ 1996, 471).<br />

Casus: Op 1 juli 1982 om 0.50 uur heeft de Nederlandsche Bank de Amro-bank laten weten dat<br />

diezelfde dag nog met betrekking tot THB een verzoek als bedoeld in art. 32 Wet toezicht<br />

kredietwezen zou worden ingediend, hetgeen is geschied, en als gevolg waarvan THB op 2 juli<br />

failliet werd verklaard. Op 1 juli 13.00 uur heeft Amro (kantoor Leidseplein) een opdracht van een<br />

notaris ontvangen tot betaling aan THB op de rekening van THB bij Amro (kantoor Tilburg) <strong>voor</strong><br />

een bedrag van ruim 2 miljoen als aflossing van een hypotheek. Amro voert de betalingsopdracht<br />

uit door op 1 juli aan kantoor Tilburg opdracht te geven tot creditering hetgeen op 2 juli door Amro<br />

Tilburg in een afschrift wordt bevestigd. De ontvangen betaling wordt gecompenseerd met een<br />

bestaand groter debetsaldo van THB. Curatoren spreken Amro aan op grond van 235 c.q. 54 F<br />

omdat de verrekening plaatsvond na <strong>faillissement</strong> althans niet te goeder trouw was. Hieronder<br />

wordt ingegaan op de overwegingen van de Hoge Raad met betrekking tot het laatste, waarbij de<br />

vraag centraal staat of artikel 53 F (compensatie; 234 F bij surseance) of 54 F (schuldoverneming;<br />

235 F bij surseance) moet worden toegepast.<br />

Hoge Raad: ‘3.3(..) Vooral nu tegenwoordig girale betaling eerder regel dan uitzondering is, valt<br />

met het stelsel van de Faillissementswet niet te verenigen dat het girale betalingsverkeer aan<br />

bankgiro-instellingen in dier voege een uitzonderingspositie zou verschaffen dat zij zich door<br />

middel van compensatie afzonderlijk zouden kunnen verhalen op hetgeen zij aan de schuldenaar<br />

schuldig zijn geworden in het zicht van diens <strong>faillissement</strong> of surseance van betaling. Daarom moet<br />

– daargelaten of alsdan sprake is van wat het onderdeel aanduidt als "schuldoverneming in de<br />

1104 Zie VIII.2.1 en VIII.4.7.<br />

391

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!