04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

X.5.3 Eindoordeel naar wenselijk recht<br />

Wenselijk recht toegepast op casus uit de jurisprudentie<br />

(iv) Bij gebrek aan wetenschap van dreigende en feitelijke insolventie is<br />

geen nadeel toe te rekenen, ook al bleek achteraf door on<strong>voor</strong>zienbare<br />

omstandigheden, dat nadeel wel het gevolg van de betaling is geweest.<br />

X.5.4 Evaluatie overwegingen Hoge Raad<br />

(v) Pauliana-norm.<br />

<strong>Het</strong> door het Hof aangelegde criterium van ernstig rekening houden met<br />

een tekort wordt in een obiter dictum, tussen neus en lippen door, op<br />

beleefde wijze gecorrigeerd en beperkt tot ‘concrete aanwijzingen <strong>voor</strong><br />

de mogelijkheid van een tekort’ (zie concl. 26). De ‘aanwijzingen’ <strong>voor</strong><br />

de ‘mogelijkheid’ geven aan dat niet wetenschap van feitelijke<br />

insolventie (Beklamel-norm), maar wetenschap van dreigende insolventie<br />

(Pauliana-norm) in casu voldoende zou zijn geweest. 1083 <strong>Het</strong><br />

betreft een transactie met een wederpartij.<br />

(vi) 47 F.<br />

Eveneens is duidelijk dat in het criterium geen plaats wordt ingeruimd<br />

<strong>voor</strong> de criteria van 47 F (zie concl. 26 en 28).<br />

(vii) Betrokkene.<br />

Voorts blijkt impliciet uit het arrest dat ook de ‘verwevenheid’ een <strong>voor</strong><br />

het onrechtmatigheidsoordeel belangrijke factor kan zijn, omdat die<br />

bepalend is <strong>voor</strong> de aan te nemen wetenschap. Dat is bij de Beklamelnorm<br />

altijd het geval.<br />

X.6 Steinz q.q./Amro<br />

(HR 16-1-1987, NJ 1987, 528).<br />

Casus: Ten Hoope had zich bij het aangaan van een rekening-courantverhouding met de Amrobank<br />

verbonden alle handelsvorderingen tot zekerheid aan de bank te cederen. Overeengekomen was dat<br />

Ten Hoope eens per 14 dagen een cessielijst zou inzenden, hetgeen dus inhield dat elke 14 dagen de<br />

in die periode ontstane en nog bestaande vorderingen zouden worden gecedeerd. Voorafgaande aan<br />

de in dit geding bestreden cessie had Ten Hoope op 5 november 1982 vorderingen gecedeerd. De<br />

litigieuze cessie vond plaats op 8 november 1982, de dag <strong>voor</strong> de faillietverklaring van Ten Hoope<br />

op eigen aangifte. Uit een verslag van de bespreking tussen Amro en Ten Hoope van 5 november<br />

1982 blijkt "van de zorgelijke financiële situatie van Ten Hoope, waarvan Amro als kredietverstrekker<br />

natuurlijk op de hoogte was'' met daaraan ten processe toegevoegd: "Dat Amro in deze<br />

situatie de mogelijkheid van <strong>faillissement</strong> of surseance van betaling onder ogen zag is inherent aan<br />

het bankbedrijf (...)''. Wetenschap van benadeling in de zin van 42 en 43 F stond ten tijde van de<br />

cessie vast. De vraag was of de cessie van 8 november 1982 een verplichte of een onverplichte<br />

rechtshandeling was.<br />

Hoge Raad: ‘De curator heeft, <strong>voor</strong>zover hier van belang, ten behoeve van de boedel de nietigheid<br />

van de cessie van 8 november 1982 ingeroepen, daartoe stellende, zakelijk weergegeven, a. dat het<br />

hier een door Ten Hoope onverplicht verrichte handeling betreft, waardoor b. de schuldeisers van<br />

1083 De Hoge Raad motiveert het obiter dictum niet met de betrokkenheid van BLG bij de<br />

stichting. Van Koppen (1998) interpreteert het arrest aldus dat de woorden van het Hof<br />

en niet die van de Hoge Raad doorslaggevend zijn, zodat bij hem de ‘ernst’ een<br />

dominante betekenis heeft.<br />

381

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!