04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Hoofdstuk III<br />

III.2 Liquiditeit als norm<br />

III.2.1 Faillissement en surseance van betaling<br />

In de wet en jurisprudentie worden verschillende relevante insolventiebegrippen<br />

gehanteerd. <strong>Het</strong> hardste criterium is het <strong>faillissement</strong> zelf, dat verwijst naar de<br />

door de rechter geconstateerde feitelijke toestand. Volgens 1 F is er sprake van<br />

tot <strong>faillissement</strong> leidende insolventie, als de schuldenaar in de toestand verkeert<br />

dat hij heeft opgehouden te betalen.<br />

De ‘toestand’ wijst op ‘enige tijdsduur’. 26 <strong>Het</strong> ‘opgehouden hebben te betalen’ betekent dat<br />

verplichtingen niet tijdig (kunnen) worden nagekomen. <strong>Het</strong> in 214 F genoemde criterium <strong>voor</strong><br />

surseance ziet ook op het niet (zullen) kunnen betalen van opeisbare schulden.<br />

<strong>Het</strong> te verdelen vermogen wordt vanaf dat moment zoveel mogelijk bevroren ten<br />

behoeve van de verdeling volgens gelijkheid. <strong>Het</strong> <strong>faillissement</strong> wordt slechts<br />

uitgesproken op verzoek van een crediteur of op eigen aanvraag, meestal na een<br />

daartoe vereist aandeelhoudersbesluit. 27 Dit systeem garandeert geenszins dat<br />

zodra feitelijke insolventie zich <strong>voor</strong>doet, het <strong>faillissement</strong> ook wordt<br />

uitgesproken.<br />

Crediteuren gebruiken de aanvraag <strong>voor</strong>al om alsnog betaald te krijgen en niet zozeer om het<br />

<strong>faillissement</strong> ook echt te bewerkstelligen. Aandeelhouders hebben in principe geen belang bij een<br />

<strong>faillissement</strong> omdat dan definitief vaststaat dat hun investering waardeloos is geworden. Eventueel<br />

<strong>voor</strong>tschrijdende verliezen leiden niet tot een groter risico <strong>voor</strong> aandeelhouders. Die blijft beperkt<br />

tot de omvang van hun investering. Als slechts verschaffers van risicodragend kapitaal hebben zij<br />

in beginsel niet de verantwoordelijkheid <strong>voor</strong> de bescherming van derden, noch beschikken zij over<br />

alle noodzakelijke informatie om zich te allen tijde een oordeel over de continuïteit te kunnen<br />

vormen.<br />

<strong>Het</strong> tijdstip waarop een <strong>faillissement</strong> wordt uitgesproken is betrekkelijk<br />

willekeurig. <strong>Het</strong> <strong>faillissement</strong> markeert de definitieve fixatie van het vermogen<br />

<strong>voor</strong> verdeling volgens gelijkheid. <strong>Het</strong> geeft niet aan of niet al eerder aan het in<br />

1 F genoemde criterium werd voldaan. <strong>Het</strong> is daarom geen goed criterium ter<br />

beantwoording van de vraag wanneer het vermogen eigenlijk al gefixeerd had<br />

moeten worden. <strong>Het</strong> criterium van 1 F (en 214 F) is een liquiditeitscriterium<br />

<strong>voor</strong> de kortere termijn. 28<br />

Bij de surseance is het doel in de eerste plaats om de onderneming alsnog te redden, ondanks het<br />

bestaande of <strong>voor</strong>zienbare liquiditeitstekort. Zoals we later zullen zien, vervult de surseance niet<br />

alleen de functie van het daartoe bevriezen van bestaande verplichtingen. De fixatie die het gevolg<br />

is van de surseance maakt ook een scheiding tussen ‘oude’ en ‘nieuwe’ crediteuren.<br />

Laatstgenoemden krijgen een andere ‘<strong>voor</strong>rang’ als boedelcrediteur. Hoe tegenstrijdig dat op het<br />

eerste gezicht ook moge klinken, die ongelijkheid zal gelegitimeerd blijken te worden door de<br />

26 HR 23-6-1922, NJ 1922, 1030 (Amsterdamsche Bank/Gemeente Wormerveer).<br />

27 Aangezien bestuurders meestal niet bevoegd zijn om zelf het <strong>faillissement</strong> aan te vragen,<br />

maar zij wel verantwoordelijk kunnen zijn <strong>voor</strong> de onverantwoorde <strong>voor</strong>tzetting van de<br />

onderneming, behelpt de praktijk zich met de aanvraag van surseance, waartoe het<br />

bestuur wel bevoegd is en waarna de bewindvoerder het <strong>faillissement</strong> kan uitlokken.<br />

28 Wat dat inhoudt wordt in III.2.2.2 behandeld.<br />

18

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!