04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Wenselijk recht toegepast op casus uit de jurisprudentie<br />

overwegen Eneca enige tijd overeind te houden alleen al om de schade<br />

te beperken, zelfs als dat tot een verhoogd (ongedekt) krediet zou<br />

leiden. Dat de oorspronkelijke zekerheden inderdaad bijna niets waard<br />

waren, blijkt uit het arrest van het Hof. Slechts ‘een fractie’ van de<br />

vordering was verhaald. De enorme risico’s die BACM nam, maakte<br />

haar feitelijk tot grotendeels een <strong>faillissement</strong>crediteur in plaats van een<br />

separatist. Maar BACM was <strong>voor</strong> de kennelijk extreem risicovolle<br />

financiering zelf geheel verantwoordelijk. De relevantie van de<br />

risicovolle financiering is dat geenszins uitgesloten moet worden dat<br />

BACM een zelfstandig belang had om – zelfs als er sprake was van<br />

feitelijke insolventie – de onderneming te laten <strong>voor</strong>tzetten om haar<br />

eigen schade te beperken. Dat BACM in dat kader ook nog extra<br />

zekerheid kon krijgen was dan meegenomen. Dat Hof en/of Hoge Raad<br />

ingezien hebben dat de bank zelf enorme risico’s had gecreëerd die<br />

inhoud gaven aan het belang tot <strong>voor</strong>tzetting van het krediet ondanks<br />

verliezen en mogelijk feitelijke insolventie, blijkt noch uit de tekst van<br />

de arresten noch uit de uitkomst.<br />

X.3.2.2 Februari 1974 en daarna<br />

(iv) Elke concrete financiële informatie ontbreekt in de arresten van het Hof<br />

en de Hoge Raad. We moeten het doen met kwalificaties waarvan niet<br />

duidelijk is op welke concrete feiten die gebaseerd zijn. Uit de<br />

vaststelling: ‘Einde 1973 geraakte Eneca in grote financiële<br />

moeilijkheden ten gevolge van een loon- en prijsescalatie van absoluut<br />

on<strong>voor</strong>zienbare omvang’ mag worden opgemaakt dat Eneca sterk<br />

verliesgevend was en dat insolventie op zijn minst dreigde. Uit het<br />

vervolg blijkt ook dat zij met ernstige liquiditeitstekorten kampte:<br />

‘Naar aanleiding daarvan overwoog BACM de<br />

financieringsovereenkomst met Eneca te beëindigen’. <strong>Het</strong> Hof zegt dit<br />

niet letterlijk maar het krediet werd bevroren, en na nadere<br />

zekerheidverschaffing weer opengesteld in de oude omvang: ‘BACM<br />

heeft toen besloten door te gaan met financiering van Eneca's<br />

activiteiten zoals <strong>voor</strong>zien in de overeenkomst van 5 sept. 1972’. Ook<br />

uit de <strong>voor</strong>genomen maatregelen, versnelde betaling en aanpassing van<br />

aanneemsommen met de opdrachtgevers (overheid) mag worden<br />

opgemaakt dat de onderneming een liquiditeitstekort had of op z’n<br />

minst op korte termijn zou krijgen, en dat dit het gevolg was van grote<br />

prijsstijgingen leidend tot verliezen op de onderhanden aangenomen<br />

projecten. Op grond van de kwalificaties moet worden aangenomen dat<br />

er in februari 1974, ten tijde van de heropening van het krediet tegen<br />

nadere zekerheid, tenminste wetenschap van dreigende insolventie<br />

bestond. Geenszins is uit te sluiten dat toen ook al wetenschap van<br />

feitelijke insolventie bestond.<br />

(v) Voor de vraag of <strong>voor</strong>tzetting verantwoord was omdat de redding<br />

verwacht mocht worden, beschikken we slechts over de volgende<br />

359

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!