04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Wenselijk recht toegepast op casus uit de jurisprudentie<br />

eigendom aan BACM zou overdragen, welke overdracht is geëffectueerd bij akte van 21 febr. 1974.<br />

Daarna hebben verschillende werken van Eneca <strong>voor</strong>tgang gevonden met het gevolg dat door<br />

BACM gestelde performance bonds vrij kwamen althans in omvang afnamen, door de principalen<br />

betalingen werden gedaan welke ingevolge <strong>voor</strong>melde cessies ter beschikking kwamen van BACM<br />

en waarmede BACM schulden van Eneca heeft betaald, en de hoogte van de borgverplichtingen<br />

van BACM jegens Eneca's lokale bankiers toenam. In mei 1974 heeft de Antilliaanse overheid, die<br />

overigens ook geen der bovenaangeduide tegemoetkomingen realiseerde, een door Eneca<br />

aangenomen werk op Sint Maarten stil gelegd met het gevolg dat de crediteuren van Eneca aldaar<br />

werden gealarmeerd en het <strong>faillissement</strong> van Eneca aanvroegen’. <strong>Het</strong> geschil gaat over de vraag of<br />

de verstrekking van de equipment tot zekerheid Paulianeus was.<br />

Cassatiemiddelen: het Hof wees het beroep op de actio Pauliana af omdat de<br />

verstrekking van nadere zekerheid niet onverplicht was omdat Eneca feitelijk geen keuze had.<br />

Hiertegen richt zich het eerste cassatiemiddel, dat zal slagen. <strong>Het</strong> Hof had echter ten overvloede<br />

overwogen: (a) dat geenszins is komen vast te staan dat de schuldeisers zijn benadeeld, daar BACM<br />

reeds <strong>voor</strong> de fiduciaire eigendomsovergang verschuldigde betalingen op gecedeerde aannemingssommen<br />

tot een totaal van f 1 175 000, welke volgens art. 13 sub d van de overeenkomst van 5<br />

september 1972 allereerst dienden ter afbetaling van door BACM gewaarborgde bankcredieten, na<br />

de fiduciaire eigendomsoverdracht heeft doen strekken tot betaling van schuldeisers van Eneca,<br />

terwijl het zeer de vraag is of het gehele equipment een waarde heeft gelijk aan dit bedrag. (b)<br />

Bovendien was het, al zou benadeling wel objectief vaststaan, mede gezien de gereleveerde<br />

<strong>voor</strong>spiegelingen van de overheid zeer de vraag of Eneca op 21 februari 1974 kon weten dat de<br />

fiduciaire eigendomsoverdracht als conditio sine qua non <strong>voor</strong> de afwending van een onmiddellijke<br />

deconfiture tot deze benadeling leidde. Middel III richt zich tegen het obiter dictum (b), en<br />

behandelt de wetenschap van benadeling, Middel II richt zich tegen (a), en gaat over de benadeling<br />

zelf.<br />

De Hoge Raad: n.a.v. middel I: ‘<strong>Het</strong> door het Hof vastgestelde feit dat de schuldenaar<br />

aan de nieuw ontstane situatie slechts het hoofd kon bieden door de fiduciaire<br />

eigendomsoverdracht, kan niet motiveren dat de overdracht niet een onverplicht verrichte<br />

handeling in de zin der wet opleverde. Omdat middel I slaagde moesten ook de obiter dicta en dus<br />

de middelen II en III aan de orde komen’.<br />

De Hoge Raad overweegt n.a.v. middel III (de wetenschapseis): ‘Wanneer het verrichten<br />

van een met de Pauliana aangevochten handeling door de schuldenaar een noodzakelijke<br />

<strong>voor</strong>waarde is <strong>voor</strong> een gedraging van degene met wie of te wiens behoeve de behandeling werd<br />

verricht, mogen de <strong>voor</strong> andere schuldeisers gunstige gevolgen van de gedragingen van de<br />

wederpartij van de schuldenaar niet buiten beschouwing worden gelaten bij de beantwoording van<br />

de vraag of zij door de handeling van de schuldenaar benadeeld zijn. Wat betreft de benadeling<br />

van schuldeisers en de wetenschap daarvan bij de schuldenaar rusten stelplicht en bewijslast op de<br />

partij die de nietigheid van de handeling inroept.<br />

<strong>Het</strong> Hof heeft aan het slot van rechtsoverweging 7 overwogen dat, al zou benadeling van<br />

schuldeisers wel objectief vaststaan, het gezien de <strong>voor</strong>spiegelingen van de overheid zeer de vraag<br />

was of Eneca (schuldenaar) op 21 februari 1974 – datum van de overdracht – kon weten dat de<br />

fiduciaire eigendomsoverdracht, als conditio sine qua non <strong>voor</strong> de afwending van een<br />

onmiddellijke deconfiture, tot deze benadeling zou leiden. Hieruit doet de Hoge Raad volgen dat<br />

het Hof uit de feiten en omstandigheden zoals die ten processe zijn komen vast te staan, niet de<br />

overtuiging heeft gekregen dat er bij Eneca de wetenschap van benadeling bestond als vereist <strong>voor</strong><br />

de door curatoren ingeroepen nietigheid van de fiduciaire overdracht.’<br />

Wegens het falen van middel III komt middel II, dat klaagt over de volgens het Hof niet<br />

vaststaande benadeling, niet meer aan de orde.<br />

Bespreking:<br />

X.3.1 Relevante vragen volgens wenselijk recht<br />

(i) De eisen in concl. 61 leiden tot de volgende vragen: 1) (Beklamelnorm)<br />

Wanneer werd Eneca feitelijk insolvent en wanneer moest de<br />

357

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!