04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Bespreking:<br />

X.2.1 Relevante vragen volgens wenselijk recht<br />

Wenselijk recht toegepast op casus uit de jurisprudentie<br />

(i) De eisen in concl. 61 leiden tot de volgende meest prangende vragen: 1)<br />

(Beklamel-norm) wanneer werd De Vries van Buren feitelijk insolvent<br />

en wanneer moest de bank dat weten? Welke verliezen werden daarna<br />

geleden, en welke verminderingen van verhaalsvermogen en welke<br />

eventuele additionele liquidatieverliezen werden daarna gecreëerd? 2)<br />

(verlengde Beklamel-norm) Was de omvang van de lening in september<br />

1951 of februari 1952, kenbaar <strong>voor</strong> de bank, groter dan (1-s).I - s.LM -<br />

V, waarbij s = 15%? Was het kenbaar <strong>voor</strong> de bank dat de solvabiliteit<br />

al <strong>voor</strong> het intreden van feitelijke insolventie ‘onvoldoende’ was<br />

(kleiner dan 15%)? 3) (Pauliana-norm) Was bij de verstrekking van de<br />

zekerheid in februari 1952 de onderneming verliesgevend en was de<br />

solvabiliteit voldoende, groter dan 25%, althans indien de onderneming<br />

niet verliesgevend was, kleiner dan 15%?<br />

X.2.2 Relevante feiten en financiële positie<br />

X.2.2.1 September 1951<br />

(ii) Solvabiliteit. De onderneming was in 1951 sterk verliesgevend en de<br />

bank was daarvan kennelijk op de hoogte. Bij de vernieuwing van het<br />

krediet in september 1951 werd uitgegaan van de halfjaarcijfers als bij<br />

de bank bekende wetenschap. Terugrekenend was het eigen vermogen<br />

per 30 juni 1951 volgens de halfjaarcijfers nog circa (900.000 +<br />

1.850.000 - 860.000 =) f. 1.890.000. Een vordering van f. 505.000 werd<br />

achtergesteld, maar alleen bij de bank. Deze lening versterkte daarmee<br />

niet het garantievermogen. Ware de achterstelling wel algemeen<br />

geweest dan was het garantievermogen eind september ca. f. 2.5<br />

miljoen. <strong>Het</strong> balanstotaal is niet exact bekend. 1053 Ultimo 1951 moet dat<br />

geweest zijn (uitgaande van de passiefzijde) 900.000 (eigen vermogen)<br />

+ 505.000 lening + 4.000.000 (krediet) + alle overige schulden. Om iets<br />

concreets en zinvols te kunnen zeggen, schat ik het balanstotaal op zo’n<br />

10 miljoen. 1054 De solvabiliteit als quotiënt van eigen vermogen en het<br />

balanstotaal was in dat geval zo’n 20 % en dus niet ‘onvoldoende’ (in<br />

de zin van de verlengde Beklamel-norm). De benodigde gegevens<br />

1053 Voor de rechter waren middels de (half-)jaarcijfers de gegevens wel beschikbaar ter<br />

bepaling van de globale liquiditeitspositie en beoordeling van de financieringsstructuur.<br />

1054 Voor de verliezen was er een eigen vermogen van ca. f. 2.750.000 en een krediet van f. 4<br />

mio. Op grond van gebruikelijke balansverhoudingen zullen de overige passiva zo’n f. 3<br />

mio zijn geweest. In hoeverre de afwaardering van <strong>voor</strong>raden daarna tot een balansverkorting<br />

zal hebben geleid is afhankelijk van de vraag in hoeverre crediteuren nog uit<br />

beschikbare liquide middelen betaald konden worden. Zo ja, dan zal het balanstotaal<br />

vermoedelijk lager zijn geweest dan mijn schatting. Ik vermoed echter dat de privélening<br />

al noodzakelijk was om in de benodigde liquiditeit te kunnen <strong>voor</strong>zien.<br />

347

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!