04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Wenselijk recht toegepast op casus uit de jurisprudentie<br />

ingekocht. Door de ingetreden crisis in de textielhandel en daarmee gepaard gaande prijsdaling zou<br />

zij op die goederen<strong>voor</strong>raad aanzienlijke verliezen lijden. Per 31 juli 1951 was in de cijfers nog een<br />

verlies over dat (half-)jaar van f. 860.000 opgenomen. Op 29 september 1951 trok de bank het<br />

krediet in met de bereidheid opnieuw krediet toe te staan onder nadere <strong>voor</strong>waarden, te weten<br />

cessie bestaande en toekomstige vorderingen, fiduciaire overdracht bestaande en toekomstige<br />

goederen, achterstelling vordering van de heer De Vries van Buuren <strong>voor</strong> f. 505.000 bij de<br />

vordering van de bank. De door de onderneming zelf te verstrekken zekerheden waren een<br />

vernieuwing van reeds eerder gestelde zekerheden. Aldus geschiedde. Begin 1952 bleek dat het<br />

verlies over 1951, na herwaardering van de goederen<strong>voor</strong>raad, rond de f. 1.850.000 bedroeg, terwijl<br />

er nog een eigen vermogen van ca. f. 900.000 resteerde. Op 6 februari 1952 schreef de bank een<br />

soortgelijke brief als die van 29 september 1951, waarbij het krediet werd ingetrokken met de<br />

bereidheid tot kredietverlening <strong>voor</strong> f. 3.650.000 mits nog hypothecaire zekerheid in de vorm van<br />

een eerste krediet hypotheek ad f. 1.250.000 zou worden verleend en <strong>voor</strong>ts de aandelen in<br />

deelnemingen zouden worden verpand en een aandeel in een geldlening tot zekerheid zou worden<br />

overgedragen. Aldus geschiedde ook. Fabrikanten, verenigd in de NTC hadden tezamen met de<br />

bank medewerking verleend aan de reddingsoperatie. De Vries van Buuren was in staat haar bedrijf<br />

<strong>voor</strong>t te zetten totdat op 22 mei 1953 de NTC de niet-betaalde goederen onder<br />

eigendoms<strong>voor</strong>behoud terugeiste en de bank daarin aanleiding zag alle betalingen stop te zetten.<br />

Leverancier Erba vroeg het <strong>faillissement</strong> aan. Op 10 juni 1953 werd <strong>voor</strong>lopige surseance<br />

aangevraagd. In oktober 1954 eindigde de surseance met de homologatie van een akkoord.<br />

Erba, eiseres in de vordering tegenover de bank, had in november, december 1952 en<br />

januari 1953 textielgoederen verkocht en geleverd aan De Vries van Buuren <strong>voor</strong> ruim f 57.000 met<br />

het beding van contante betaling, welke betaling echter niet plaatsvond. Na surseance bleken de<br />

goederen of te zijn doorverkocht of tot zekerheid aan de bank fiduciair te zijn overgedragen. 1052<br />

Hoge Raad I: ‘O. dat het juist is, dat een eigendomsoverdracht tot zekerheid op zich zelf niet<br />

onrechtmatig is en dat ook de door het Hof genoemde omstandigheden ieder <strong>voor</strong> zich daarin geen<br />

verandering behoeven te brengen, maar dit niet wegneemt, dat de wijze waarop en de mate waarin<br />

een credietgever zich goederen tot zekerheid doet overdragen gelet op de verder omstandigheden<br />

van het geval – ook omstandigheden als door het Hof vermeld -, beschouwd in onderling verband<br />

en samenhang, kunnen meebrengen, dat de credietgever, zo hij niet de gegeven transactie zelve had<br />

behoren na te laten, dan toch daarna bij de uitvoering daarvan met de belangen van derden in<br />

zekere mate zal moeten rekening houden of doen houden en, zo hij dit nalaat, onder<br />

omstandigheden op grond daarvan uit onrechtmatige daad jegens hem aansprakelijk zal kunnen<br />

zijn;<br />

O. dat met name een bank, die een door haar aan een koopman verstrekt omvangrijk crediet<br />

wegens diens ongunstigen financiëlen toestand heeft opgezegd en die vervolgens het crediet tot<br />

ongeveer even groot bedrag opnieuw verleent, nadat op haar wens de schuldenaar zijn activa<br />

volledig of nagenoeg volledig aan haar tot zekerheid in eigendom heeft overgedragen of anderszins<br />

verbonden, daaronder begrepen de in de toekomst te verwerven goederen, – zo, dat de koopman<br />

aan nieuwe schuldeisers, die hem na het sluiten van bedoelde crediettransactie met de bank <strong>voor</strong><br />

hun leveranties nog crediet geven, practisch geen verhaal meer biedt, terwijl hij naar buiten den<br />

schijn van credietwaardigheid behoudt – dan onrechtmatig zou handelen, indien komt vast te<br />

staan, dat de bank in het gegeven geval, in verband met het nader overeengekomene omtrent den<br />

omvang van crediet en zekerheidsstelling en het verloop van zaken nadien, heeft geweten, althans<br />

heeft kunnen <strong>voor</strong>zien, dat bij stopzetting van het hernieuwde crediet de nieuwe leveranciers,<br />

indien zij dan nog niet betaald waren, zouden worden benadeeld wegens gebrek aan verhaal en de<br />

bank desniettemin heeft nagelaten zorg te dragen, dat de debiteur tevoren in de gelegenheid was of<br />

alsnog werd gesteld deze leveranciers te betalen of de goederen terug te geven, tenzij de bank dit<br />

alsnog doet’.<br />

Na terugverwijzing oordeelt het Hof o.a. : ‘dat – gegeven de belangrijke plaats, die de Vries van<br />

Buuren sedert tientallen van jaren in de Nederlandse textielwereld innam, de langdurige relatie<br />

1052 Onder oud BW prevaleerde het fiduciaire eigendomsrecht boven het eigendoms-<br />

<strong>voor</strong>behoud.<br />

345

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!