04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Hoofdstuk IX<br />

De bank wint de zekerheden <strong>voor</strong> 500 uit en heeft een restantschuld van 100. Faillissementscrediteuren<br />

inclusief bank <strong>voor</strong> 500 + 100 = 600 krijgen 100 : 600 = 16,6%. De bank krijgt per<br />

saldo 416,6 : 500 = 83,3%. <strong>Het</strong> is duidelijk: crediteuren zijn aanzienlijk slechter af en de bank is<br />

beter af.<br />

In dit <strong>voor</strong>beeld volg ik dan nog de gedachtegang van Bakels dat er meer middelen ter<br />

beschikking zijn gekomen, en wel even veel als de waarde van de nader verstrekte zekerheden.<br />

Maar bij Eneca was het hoogstwaarschijnlijk nog erger. De kredietlimiet werd namelijk niet<br />

verhoogd met het bedrag van de ter beschikking gestelde zekerheden, maar het bevroren krediet<br />

(dat door betalingen van debiteuren wel steeds meer zal zijn afgelost) werd weer opengesteld.<br />

Wellicht ziet Bakels ook over het hoofd dat als een krediet wordt <strong>voor</strong>tgezet en daarbij verpande<br />

vorderingen worden geïnd, telkens nieuwe vorderingen worden verpand en de schuld en de<br />

zekerheid zich steeds vernieuwen, er geen <strong>voor</strong>deel <strong>voor</strong> crediteuren ontstaat.<br />

Uit het Eneca-arrest kan – in de hier besproken interpretatie en conform het Hof –<br />

worden opgemaakt dat als er nieuwe zekerheid wordt gegeven en er door de bank ook daarna<br />

betalingen <strong>voor</strong> de aspirant-failliet zijn gedaan en/of de kredietlimiet is verhoogd, dit bepalend zou<br />

zijn <strong>voor</strong> de vraag of er sprake is van nadeel. Zo simpel is het niet. Daar<strong>voor</strong> is ruwweg 1028<br />

bepalend of er minder verhaalsvermogen resteert in verhouding tot de (nog) bestaande crediteuren<br />

(niet-separatisten). In het Eneca-arrest overweegt de Hoge Raad: ‘wanneer het verrichten van een<br />

met de Pauliana aangevochten handeling door de schuldenaar een noodzakelijke <strong>voor</strong>waarde is<br />

<strong>voor</strong> een gedraging van degene met wie of te wiens behoeve de behandeling werd verricht, mogen<br />

de <strong>voor</strong> andere schuldeisers gunstige gevolgen van de gedragingen van de wederpartij van de<br />

schuldenaar niet buiten beschouwing worden gelaten bij de beantwoording van de vraag of zij door<br />

de handeling van de schuldenaar benadeeld zijn’. In abstracto is er niets mis met de regel, het gaat<br />

om de concrete toepassing. Bij het <strong>voor</strong>deel heeft het Hof het over het weer openstellen van het<br />

eerder bevroren krediet, waaruit weer betalingen gedaan werden. Ervan uitgaande dat de Hoge<br />

Raad met de ‘gunstige gevolgen’ zou verwijzen naar de verrichte betalingen, zou hij over het hoofd<br />

hebben gezien dat als er sprake is van verhaalsinsolventie – de noodzaak om te delen omdat er te<br />

weinig is – zogenaamd <strong>voor</strong>deel (verrichte betalingen; maar ook: het saldo van verrichte en<br />

ontvangen betalingen) en nadeel (zekerheid) zich niet 1:1 verhouden. De essentie van de<br />

benadeling door vermindering van verhaalsvermogen is nu juist dat er rekening mee moet worden<br />

gehouden dat er na <strong>faillissement</strong> en bij ‘delen’ niet helemaal betaald zal kunnen worden.<br />

De mede op grond van dit arrest verdedigde opvatting dat nadere zekerheden die worden<br />

verstrekt onder 20 Algemene Bank<strong>voor</strong>waarden niet tot een relevante benadeling leiden, is naar<br />

mijn mening onjuist omdat de contractsvrijheid niet toestaat <strong>voor</strong> zichzelf rechten te bedingen als<br />

men die – na verkrijging van wetenschap van dreigende insolventie – niet meer heeft. 1029 De<br />

legitimering <strong>voor</strong> de te bedingen <strong>voor</strong>rang is dan komen te vervallen. 1030<br />

De interpretatie van het Eneca-arrest dat kredietverlening tegen zekerheden ‘gunstige<br />

gevolgen’ zou kunnen hebben, is lange tijd <strong>voor</strong> zoete koek aangenomen. Dat heeft grote<br />

consequenties gehad <strong>voor</strong> de aangenomen rechtspositie van financiers. Vrijwel onopgemerkt is<br />

gebleven dat Bakkerus 1031 als eerste heeft opgemerkt dat het arrest dan een misslag moet zijn<br />

geweest. Gaat het om een gelijkblijvende schuld (kredietlimiet) waarbij alsnog meer zekerheden<br />

gesteld worden, dan moet de oplossing zijn dat die toename van uit te winnen zekerheden tot een<br />

toe te rekenen nadeel moet leiden. Dat nadeel bestaat uit (de waarde van) de nieuwe zekerheid.<br />

Deze moet worden teruggegeven óf, als al uitgewonnen is, moet de gerealiseerde waarde worden<br />

teruggegeven onder het herleven van de in verband met de uitwinning afgeboekte schuld.<br />

Of de Hoge Raad met de ‘gunstige gevolgen’ wel verwees naar het effect van de<br />

betalingen, is echter maar de vraag. Cassatietechnisch is er reden om aan te nemen dat de Hoge<br />

Raad daarmee, anders dan het Hof, doelde op de verwachting dat het toedoen tot de redding van de<br />

onderneming kon leiden. 1032<br />

1028<br />

Op de invloed van de rangorde wordt in IX.4.3.3 nader ingegaan.<br />

1029<br />

Zie VII.8.<br />

1030<br />

Zie V.6.<br />

1031<br />

Bakkerus. Zie ook de noot van Abendroth in JOR 2004, 85 en Frieling (2004).<br />

1032<br />

Idem Polak 1978 en Frieling 2004; zie X.3 (Eneca-arrest).<br />

330

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!