04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

De financier/separatist<br />

al direct bij dreigende insolventie feitelijk zou komen te vervallen. 1012 Verpanding van toekomstige<br />

vorderingen is thans op grotere schaal op <strong>voor</strong>hand mogelijk. De mogelijkheden tot stille<br />

verpanding van toekomstige vorderingen zijn na Mulder q.q./Rabobank Alphen 1013 verruimd. Maar<br />

dubbeltoekomstige vorderingen kunnen nog steeds niet op <strong>voor</strong>hand stil verpand worden. Daartoe<br />

moeten nog steeds telkens nieuwe aktes worden opgesteld en geregistreerd. Deze nieuwe<br />

verpandingen in de loop van de kredietovereenkomst leiden in beginsel echter niet tot nadeel.<br />

Zolang er geen sprake is van feitelijke insolventie speelt bij het doorlopende proces van stille<br />

verpandingen de wetenschap van benadeling derhalve geen rol. Niet onderkend lijkt te zijn dat een<br />

<strong>voor</strong>tschrijdende verpanding van daar<strong>voor</strong> toekomstige vorderingen na het intreden van feitelijke<br />

insolventie bij wetenschap van die feitelijke insolventie wel tot toe te rekenen nadeel onder de<br />

Beklamel-norm leidt. In Meijs q.q./Bank of Tokyo 1014 staat de Hoge Raad het materieel toe dat de<br />

bank nieuwe zekerheden blijft ontvangen na verkrijging van wetenschap van feitelijke insolventie<br />

en nadat de bank zelf al niet meer aan zijn verplichting tot kredietverlening voldeed. Die materiële<br />

uitkomst is onverdedigbaar.<br />

<strong>Het</strong> doorlopende proces van te ontvangen betalingen op verpande vorderingen<br />

en stille verpanding van nieuwe vorderingen binnen de marges van de<br />

kredietruimte hoeft dynamisch gezien per saldo niet tot relevant nadeel te leiden,<br />

zoals in het volgende onderdeel zal worden aangetoond.<br />

IX.4.2 De dynamische effecten van kredietverlening<br />

Uit het rekening-courantkrediet worden telkens nieuwe betalingen gedaan aan<br />

de crediteuren van de aspirant-failliet. De schulden aan de financier die daarmee<br />

ontstaan, worden telkens onder bestaande en toekomstige zekerheden gebracht.<br />

En ondertussen worden weer betalingen op de bankrekening van de aspirantfailliet<br />

gedaan waarmee de schuld wordt afgelost en zekerheden tenietgaan<br />

(verkochte <strong>voor</strong>raden en debiteuren die betalen). <strong>Het</strong> effect is dat de financier de<br />

tot nadeel leidende betalingen aan de crediteuren iedere keer mogelijk maakt,<br />

waardoor de schuld zich ook telkens vernieuwt. Zou je geïsoleerd kijken naar de<br />

verstrekking van vernieuwde zekerheid (<strong>voor</strong>heen nog toekomstige vorderingen<br />

of <strong>voor</strong>raad) en de door het krediet mogelijk gemaakte betaling aan crediteuren,<br />

dan zou je kunnen zeggen dat elk van deze leidt tot vermindering van verhaalsactief<br />

en dus tot nadeel. Je zou dan ook kunnen beweren dat elk van die<br />

benadelingen bij op dat moment bestaande wetenschap van dreigende<br />

insolventie onder de Pauliana-norm ongedaan gemaakt zou moeten kunnen<br />

worden. Maar die benadering is te beperkt. Zij gaat eraan <strong>voor</strong>bij dat<br />

ondertussen telkens weer geld ter beschikking wordt gesteld en het de<br />

onderneming mogelijk wordt gemaakt tegenover te betalen kosten nieuwe activa<br />

te creëren. Bij de gevolgen van de <strong>voor</strong>tzetting van een krediet zal dus gekeken<br />

moeten worden naar de eventueel nadeel toebrengende effecten in hun<br />

onderlinge samenhang en door de tijd heen.<br />

Zo’n beperkte toerekening onder de Pauliana-norm is overigens ook wenselijk, omdat anders de<br />

financier na verkrijging van wetenschap van dreigende insolventie feitelijk al genoodzaakt zou zijn<br />

1012<br />

Zie ook IX.3.4 en IX.3.5.<br />

1013<br />

HR 20-9-2002, NJ 2004, 182 (Mulder q.q./Rabobank Alphen a/d Rijn). Zie ook<br />

uitgebreider X.8 sub (ix).<br />

1014<br />

Zie HR 29-6-2001, NJ 2001, 662; en uitgebreid X.8.<br />

323

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!