04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Hoofdstuk IX<br />

aandeelhouders, het niet verstrekken van de bij de overeenkomst al afgesproken<br />

zekerheden, de onmogelijkheid om op kortere termijn relevante informatie te<br />

krijgen <strong>voor</strong> de oordeelsvorming met betrekking tot de financiële positie en de<br />

ontwikkeling daarvan, onwil of relatieve onmacht van bestuurders en/of<br />

aandeelhouders om concrete en realistische plannen <strong>voor</strong> de redding<br />

bespreekbaar te maken, <strong>voor</strong>spelbare en onafwendbare feitelijke insolventie<br />

e.d. 988<br />

Betrouwbaarheid dient niet te worden verward met de kwaliteit van het management. Uit het<br />

onderzoek van Van Amsterdam (2004) volgt dat het oordeel over de kwaliteit van het management<br />

door de bankmedewerker van Bijzonder Beheer in sterke mate bepalend zou zijn <strong>voor</strong> de reddingskansen,<br />

ook als dat oordeel niet juist of willekeurig is. 989<br />

Neemt men de belangen van de financier tot uitgangspunt, dan ontstaat het scherpste<br />

dilemma als feitelijke insolventie nog niet is ingetreden – of is vastgesteld – maar de zekerheden<br />

ondertussen opdrogen bij <strong>voor</strong>tzetting van het krediet. <strong>Het</strong> belang van de financier enerzijds en de<br />

belangen van de mogelijke redding van de onderneming, de continuïteit en werkgelegenheid en van<br />

crediteuren anderzijds hoeven dan niet parallel te lopen en zijn moeilijk met elkaar vergelijkbaar.<br />

Dit dilemma wordt in IX.3.5 besproken.<br />

Voorts kan een dilemma ontstaan indien de financier in strijd met de verlengde<br />

Beklamel-norm een bovenmatige financiering ter beschikking heeft gesteld.<br />

Moet die dan in het zicht van een mogelijke insolventie alsnog worden beperkt<br />

of zelfs opgezegd of moet deze beschikbaar blijven? Hier zal een onderscheid<br />

gemaakt moeten worden tussen: 1) de bewust verstrekte te hoge lening, en 2) de<br />

lening die conform de verlengde Beklamel-norm moet worden verminderd,<br />

omdat blijkt dat de waarde van de investeringen verminderd is. 990 In het tweede<br />

geval zal het de financier eerder moeten vrijstaan om te eisen dat<br />

aandeelhouders het overmatige deel van de financiering risicodragend<br />

overnemen, althans zal hij zijn financiering op redelijke termijn navenant<br />

moeten kunnen verminderen. Normaal gesproken zal er in dit geval ook al<br />

sprake zijn van feitelijke insolventie. 991 Maar in het eerste geval is het kwaad al<br />

met medewerking van de financier geschied en kan hij medeverantwoordelijk<br />

worden gehouden <strong>voor</strong> de gevolgen van intrekking of beperking als die de<br />

feitelijke insolventie onmiddellijk over de onderneming afroept. <strong>Het</strong> staat de<br />

financier dan niet zonder meer vrij de financiering in te trekken, tenminste<br />

zolang de feitelijke insolventie niet vaststaat. 992 De financier zal op zijn eigen<br />

blaren moeten zitten totdat de dreigende insolventie is afgewend, althans totdat<br />

hij de aandeelhouders tenminste genoeg tijd heeft gegeven met alternatieve<br />

(Staatscourant 19 april 2004, nr. 74) in verband met mogelijk criminele activiteiten van<br />

de onderneming of haar betrokkenen. Deze regelgeving die breekt met de onschuldpresumptie,<br />

kan overigens zeer onbevredigend uitpakken, met name indien bij<strong>voor</strong>beeld<br />

Justitie zelf verantwoordelijk is <strong>voor</strong> het (bewust) uitlekken van een onderzoek.<br />

988<br />

In ongeveer gelijke zin Vos (2003).<br />

989<br />

Zie algemener IV.4 en Adriaanse en Kuijl (2005).<br />

990<br />

Zie IV.7.1.<br />

991<br />

Zie IV.6.5.<br />

992<br />

Staat de feitelijke insolventie wel vast, dan zal ook een nog niet gebruikte kredietruimte<br />

niet meer ter beschikking moeten worden gesteld. Vergelijk HR 10-11-1995, 1 e kamer,<br />

nr 15.788 (C 94/210) (A.N.V.R. c.s./CLBN), als besproken in III.4.3.<br />

318

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!