04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

De financier/separatist<br />

kredietovereenkomst, de overbrugging van een liquiditeitstekort ten behoeve van de continuïteit,<br />

staat haaks op de opzeggingsbevoegdheid, tenzij feitelijke insolventie een feit is. Hier komt de<br />

‘dubbelzinnigheid’ van de kredietovereenkomst tot uiting, doordat het gaat om een ‘kortlopende<br />

verplichting’ die enerzijds contractueel tot opzegging op korte termijn kan leiden en anderzijds juist<br />

bestemd is om langduriger een liquiditeitstekort af te dekken, zodat van continuïteit mag worden<br />

uitgegaan. De financier vervangt <strong>voor</strong> een deel de financiering door de aandeelhouders. 983 <strong>Het</strong><br />

spanningsveld doet zich natuurlijk <strong>voor</strong>al voelen in geval van dreigende insolventie, omdat juist<br />

dan de overgang naar een andere financier zeer moeilijk is en het lot van de onderneming dus<br />

feitelijk in handen van de bestaande financier komt te liggen. Intrekking van het krediet bij slechts<br />

dreigende insolventie staat haaks op het verzekeringskarakter van het krediet. 984 De centrale rol van<br />

de financier heeft twee kanten: het krediet mag enerzijds bij de eerste dreiging van insolventie niet<br />

zomaar vanwege het eigen belang van de financier opgezegd worden, omdat rekening moet worden<br />

gehouden met het belang van continuïteit (inclusief de belangen die crediteuren daarbij hebben) en<br />

werkgelegenheid. Anderzijds moet het krediet worden opgezegd bij gebleken feitelijke insolventie,<br />

omdat daarna de benadeling van andere crediteuren vaststaat. De financier zal onderzoek naar de<br />

feitelijke insolventie moeten instellen, althans de omvang van zijn financiering moeten afstemmen<br />

op de conform de verlengde Beklamel-norm te stellen eisen. Hij moet openstaan <strong>voor</strong> de door<br />

bestuurders en/of aandeelhouders aan te dragen mogelijkheden om insolventie te <strong>voor</strong>komen.<br />

De aard en functie van de kredietovereenkomst zou als uitgangspunt met zich<br />

moeten brengen dat bij dreigende insolventie alléén, dat wil zeggen <strong>voor</strong>dat de<br />

mogelijkheden van behoud van continuïteit zijn onderzocht, de opzegbaarheid<br />

op korte termijn juist niet gegeven is. Daarbij wordt het krachtenveld niet alleen<br />

bepaald door de bank en zijn debiteur, maar ook door de aandeelhouders,<br />

crediteuren, werknemers en vaste relaties van de debiteur. Tot een soortgelijke<br />

opvatting is Vos 985 gekomen.<br />

Volgens Vos is de ‘grote bedreiging’ en ‘de kern van de problematiek te overleven bij financiële<br />

moeilijkheden’ ‘de dagelijkse opvraagbaarheid van het bankkrediet’. Deze zou ‘plaats moeten<br />

maken <strong>voor</strong> stringente <strong>voor</strong>waarden waaronder het door kredietinstellingen verleende krediet kan<br />

worden opgevraagd’. Voor tussentijdse (niet-consensuele) beëindiging ziet hij slechts ruimte in drie<br />

gevallen: (1) als de continuïteit hierdoor niet in gevaar komt, althans als van de bank in redelijkheid<br />

niet gevergd kan worden het krediet <strong>voor</strong>t te zetten; (2) bij <strong>faillissement</strong> (niet: surseance); (3) als de<br />

vertrouwensrelatie zodanig is verstoord dat van de bank niet gevergd kan worden de relatie <strong>voor</strong>t te<br />

zetten. Met zijn uitvoerige analyse die tot beperkte opzeggingsmogelijkheden moet leiden ben ik<br />

het in grote lijnen eens. Ik acht het echter onjuist dat de bank ook na feitelijke insolventie gehouden<br />

zou kunnen zijn het krediet <strong>voor</strong>t te zetten. Integendeel, lijkt mij. Ook meen ik dat juist aan de<br />

omvang van de financiering beperkingen gesteld moeten worden en dat de financiering van de<br />

onderneming in moeilijkheden juist sterk afhankelijk zal moeten worden van extra bijdragen in<br />

risicodragend kapitaal.<br />

Op het uitgangspunt dat de financier het krediet niet bij dreigende insolventie<br />

alléén mag opzeggen zullen onder omstandigheden uitzonderingen bestaan. 986 Te<br />

denken valt aan gebleken onbetrouwbaarheid van het bestuur 987 en soms<br />

983 Zie V.5.3 en IX.2.4.<br />

984 Zie IX.2.2.<br />

985 Vos (2003), met name p. 419 e.v.<br />

986 Zie <strong>voor</strong> de problematiek van doorfinanciering na surseance, die andere dimensies kent,<br />

onder andere Van Mierlo (1994), Rank-Berenschot (1995), Vriesendorp (1996b) en<br />

Winter (1998).<br />

987 Vergelijk de richtlijnen <strong>voor</strong> de accountantscontrole RAC 270 (frauderichtlijn). Bij<br />

onbetrouwbaarheid van het bestuur komt de betrouwbaarheid van elke informatie aan het<br />

wankelen. Zie bij<strong>voor</strong>beeld ook de Beleidsregel Betrouwbaarheidstoetsing<br />

317

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!