04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Hoofdstuk IX<br />

werkgelegenheid en continuïteit hier mogelijk door gediend. <strong>Het</strong> dilemma stelt<br />

ons <strong>voor</strong> keuzes die meer politiek dan juridisch van aard zijn. Mijn <strong>voor</strong>keur zou<br />

uitgaan naar het handhaven van de Beklamel-norm en de verlengde Beklamelnorm<br />

als harde en duidelijke principes die hun schaduw <strong>voor</strong>uitwerpen in<br />

combinatie met de bevordering van de werking van de surseance.<br />

Hoewel ik oog heb <strong>voor</strong> het belang van de <strong>voor</strong>bereide doorstart, zelfs als die te laat plaatsvindt,<br />

zullen oplossingen die niet verlangen dat een doorstart tijdig <strong>voor</strong> feitelijke insolventie wordt<br />

<strong>voor</strong>bereid tot een te onduidelijk beeld leiden dat ‘doormodderen’ 978 in de hand werkt. Andere<br />

oplossingen roepen wat mij betreft te veel moeilijke vragen op als: gaat het om de verwachting dat<br />

een <strong>voor</strong> te bereiden doorstart succes zal hebben of om het slagen van de doorstart? Wanneer is<br />

zo’n verwachting gerechtvaardigd? Welk liquidatie<strong>voor</strong>deel is werkelijk toe te schrijven aan de<br />

<strong>voor</strong>bereiding? Wat wordt de positie van nieuwe crediteuren in verhouding tot oude crediteuren?<br />

Had nadeel door een andere of snellere wijze van <strong>voor</strong>bereiding <strong>voor</strong>komen kunnen worden? Is al<br />

het toegebrachte nadeel rationeel in verband te brengen met de <strong>voor</strong>bereide doorstart? 979<br />

Alleen in die gevallen dat een plotseling on<strong>voor</strong>zienbaar tekort in liquiditeit of<br />

solvabiliteit ontstaat, is naar mijn mening een terme de grace gepast bij<br />

toepassing van de Beklamel- of de verlengde Beklamel-norm om de<br />

onderneming en betrokkenen in staat te stellen tot een analyse te komen en met<br />

spoed passende maatregelen te treffen (zie ook III.2.2.2).<br />

IX.3.4 Beperkte mogelijkheden tot opzegging van het krediet<br />

De vraag wanneer kredietverlening dient te worden beëindigd, heeft als<br />

spiegelbeeld de vraag tot wanneer krediet moet worden <strong>voor</strong>tgezet omdat anders<br />

feitelijke insolventie zou ontstaan. Uit de jurisprudentie met betrekking tot de<br />

opzegging van kredieten is op te maken dat een bank met inachtneming van de<br />

kredietovereenkomst in beginsel de overeenkomst eenzijdig kan en mag<br />

beëindigen. Toch wordt vrij algemeen aangenomen 980 dat de debiteur erop mag<br />

vertrouwen dat de relatie niet bij het minste of geringste wordt beëindigd. Uit<br />

het onderzoek van Bakkerus 981 blijkt dat de opzeggingsbevoegdheid van de bank<br />

beperkt is als de kredietnemer erop mocht vertrouwen dat slechts om<br />

zwaarwegende redenen op korte termijn zou worden beëindigd, of omdat het<br />

belang van de kredietnemer en werkgelegenheid door beëindiging op korte<br />

termijn onevenredig zouden worden geschaad in verhouding tot het belang van<br />

de bank bij beëindiging. Schending van een verplichting tot <strong>voor</strong>tzetting van het<br />

krediet kan leiden tot aansprakelijkheid op grond van 6:74 of 6:162 BW. 982<br />

<strong>Het</strong> belang van de financier om onmiddellijk te kunnen opzeggen ter beperking van de eigen<br />

risico’s staat tegenover het belang van de onderneming bij continuïteit. <strong>Het</strong> doel van de<br />

978 Zie Raaijmakers (2003) en het het Rapport van de MDW-werkgroep.<br />

979 Voor een beschrijving van <strong>voor</strong>bereide doorstart<strong>faillissement</strong>en, zie Van Eeghen (1996),<br />

p. 93, Van Eeghen (1997), p. 1665 en Joossen (1998).<br />

980 Zie onder andere ook Kuitenbrouwer (1988), Slagter (1993), Van Sint Truiden (1996).<br />

Vergelijk ook: Spigt en Hoff (1992).<br />

981 Bakkerus (2000).<br />

982 Zie <strong>voor</strong> een uitgebreid overzicht van lagere jurisprudentie: Bakkerus (2000) en Van Sint<br />

316<br />

Truiden (1996).

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!