04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Hoofdstuk IX<br />

gesteld door minimumeisen aan de liquiditeit en solvabiliteit aan te geven. De solvabiliteitseisen<br />

maakten duidelijk dat de omvang van de financiering door de financier begrensd moet zijn. 923 De<br />

liquiditeitseisen betekenden ook dat er een grens is aan de <strong>voor</strong>tzetting van de financiering. De<br />

eisen vloeiden <strong>voor</strong>t uit de verhouding tussen de drie soorten participanten van de onderneming:<br />

aandeelhouders, financiers en crediteuren. Binnen die verhouding heeft de financier grote invloed<br />

op de verdeling van het risico. Hij mag als eerste verhaal nemen op de zekerheidsactiva. De<br />

legitimering daarvan moet kennelijk ook <strong>voor</strong>tvloeien uit de bevordering van het investeringsklimaat.<br />

Draagt hij daar wel aan bij als ervan uitgegaan mag worden dat de financier, anders dan<br />

crediteuren, 924 wel een marktefficiënte vergoeding <strong>voor</strong> zijn risico krijgt? Welke rol speelt de<br />

financier bij de bevordering van het investeringsklimaat?<br />

Juristen voelen veelal intuïtief aan dat banken een ‘onmisbare en centrale rol in het<br />

financieel economisch verkeer’ 925 vervullen. Daarmee geven zij nog niet exact aan wat de<br />

economische functie van kredietverlening is. Exemplarisch lijkt de discussie tussen Verstijlen en<br />

Van Nieuwstadt 926 over de wenselijkheid van het recht van <strong>voor</strong>rang. In die boeiende discussie<br />

wordt weinig concrete inhoud gegeven aan de legitimering van het recht van <strong>voor</strong>rang. Verstijlen<br />

heeft het althans over ‘smeerolie’ zonder op het proces van ‘smeren’ in te gaan. En Van Nieuwstadt<br />

vraagt zich af of de actiefzijde van ondernemingen zonder <strong>voor</strong>rang nog financierbaar zal zijn.<br />

Beschouwt men de bank slechts als een doorgeefluik van beschikbare middelen, dan is de vraag<br />

van Van Nieuwstadt misplaatst. Beiden voelen aan dat de functie van de bank belangrijk is, maar<br />

benoemen die functie niet specifiek. Wat er wel of niet wenselijk is aan het recht van <strong>voor</strong>rang, kan<br />

dan ook niet worden vastgesteld.<br />

Van den Heuvel 927 heeft een diepgravende, uitvoerige en deels ook economische analyse<br />

van de mogelijke legitimering van het recht van <strong>voor</strong>rang van de financier/separatist gemaakt. Dit<br />

onderzoek is belangrijk geweest, met name <strong>voor</strong> de ontwikkelde vraagstelling. Zij concludeert dat<br />

niet vaststaat of de economische efficiëntie bestaat en meent dat als die al bestaat, die onvoldoende<br />

zwaar weegt om in een concreet geval de gevolgen van zekerheidstelling <strong>voor</strong> de overige schuldeisers<br />

te kunnen rechtvaardigen. Toch legitimeert Van den Heuvel het recht van <strong>voor</strong>rang. In de<br />

eerste plaats omdat de kredietverlening essentieel is <strong>voor</strong> het functioneren van de onderneming. In<br />

de tweede plaats omdat de zekerheidsrechten van belang zijn <strong>voor</strong> de overige crediteuren in<br />

verband met de monitoring-activiteiten van de bank.<br />

Van den Heuvel verwerpt 928 bij de vraag naar de mogelijke legitimering van het recht<br />

van <strong>voor</strong>rang van de financier/separatist de traditionele benadering, die de rechtvaardiging zoekt in<br />

de eigendom van de zekerheidsgever en de partijautonomie, oftewel de contractsvrijheid. Met recht<br />

constateert zij dat het recht van <strong>voor</strong>rang niet gelegitimeerd kan worden door de<br />

beschikkingsbevoegdheid in de relatie bank-debiteur, omdat het over de positie van derden gaat.<br />

Daarmee laat zij – in mijn woorden – zien dat de contractsvrijheid wel de wettelijke basis (3:278<br />

BW) is vóór, maar niet de legitimering vormt ván het recht van <strong>voor</strong>rang. <strong>Het</strong> enkele gegeven dat<br />

een debiteur feitelijk met één crediteur een afspraak kan maken over <strong>voor</strong>rang ten koste van<br />

anderen die daar geen partij bij zijn, draagt geen normatieve legitimering in zich. Feitelijk lijkt<br />

daarbij van belang dat de debiteur nauwelijks reden heeft zich druk te maken over de gevolgen van<br />

zijn afspraken <strong>voor</strong> derden nadat het met hem zelf dan al fout is gegaan: après moi le déluge.<br />

Van den Heuvel zoekt, in verband met de beperkingen die aan de Pauliana vastzitten,<br />

haar heil in een verbintenisrechtelijke benadering waarbij centraal staat hetgeen in de verhouding<br />

tussen schuldeisers als rechtens – zijnde maatschappelijk zorgvuldig of redelijk en billijk – moet<br />

worden aangemerkt. In de actio Pauliana of zorgvuldigheidsnormen kan mijns inziens de<br />

923 Zie IV.6.<br />

924 Zie hoofdstuk V.<br />

925 Vranken (1996).<br />

926 Verstijlen/Van Nieuwstadt (2005).<br />

927 Van den Heuvel (2004). Kortheidshalve zij daarnaar verwezen <strong>voor</strong> uitgebreide<br />

nationale en internationale literatuur.<br />

928 P. 64. Dat moet mijns inziens ook betekenen dat 20 ABV, de verplichting tot het alsnog<br />

stellen van nadere zekerheid, geen geldig argument <strong>voor</strong> benadeling van crediteuren<br />

oplevert als er op dat moment wetenschap van benadeling bestaat. Anders: 42 en 47 F:<br />

zie ook VII.8.<br />

306

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!