04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Hoofdstuk IX<br />

In Nimox/Van den End q.q. 877 werden onder andere pogingen gedaan een lening van een<br />

aandeelhouder in tweede verband onder de zekerheden van de financier te brengen. De vestiging<br />

van de zekerheid vond plaats nadat (waarschijnlijk) wetenschap van feitelijke insolventie was<br />

verkregen en werd onrechtmatig geoordeeld. 878<br />

In het Osby-arrest zijn aanwijzingen te vinden <strong>voor</strong> toepassing van zowel de Beklamelnorm<br />

als de verlengde Beklamel-norm op de moeder, tevens financier. In de geformuleerde<br />

hoofdregel en met name de zinsnede ‘het verloop van zaken in het bedrijf van de dochter, ten tijde<br />

van gedragingen als <strong>voor</strong>meld wist of behoorde te <strong>voor</strong>zien dat nieuwe schuldeisers zouden worden<br />

benadeeld bij gebrek aan verhaal, en desalniettemin nalaat zorg te dragen dat die schuldeisers<br />

worden voldaan’ wordt avant la lettre gerefereerd aan de Beklamel-norm en de verlengde<br />

Beklamel-norm In combinatie met de aangenomen mogelijke aansprakelijkheid van de moeder/<br />

financier geldt dat ook <strong>voor</strong> de overweging: ‘r.o. 15 van het bestreden arrest moet in deze zin<br />

worden begrepen, dat het Hof van oordeel is dat Osby-Zweden weliswaar na de<br />

zekerheidsoverdracht haar krediet aan Osby-Nederland vergroot heeft, maar met een te gering<br />

bedrag om de onrechtmatigheid van haar handelwijze weg te nemen’.<br />

In Erba ging het om een derde die alléén financier was, de bank. Ook Erba I verwijst,<br />

naar aan te nemen is, naar zowel liquiditeits- als solvabiliteitseisen als het gaat over de ‘schijn van<br />

credietwaardigheid’. <strong>Het</strong> kan zo zijn ‘dat de credietgever (...) de gegeven transactie zelve had<br />

behoren na te laten’ of dat de bank aansprakelijk is als ‘de bank (...) in verband met (...) den<br />

omvang van crediet en zekerheidsstelling en het verloop van zaken nadien, heeft geweten, althans<br />

heeft kunnen <strong>voor</strong>zien, dat bij stopzetting van het hernieuwde crediet de nieuwe leveranciers (...)<br />

zouden worden benadeeld wegens gebrek aan verhaal’. In Erba II 879 wordt wel verwezen naar<br />

vermogenseisen, maar daar gaat alsnog verloren dat het nadeel ook, zoals Erba I zegt, in verband<br />

met de omvang van krediet en zekerheidstelling ná kredietverlening kan ontstaan. Ondanks ‘de<br />

financiële positie’ (die) ‘met het oog op de geleden verliezen wel zorg baarde’ werd<br />

aansprakelijkheid niet aangenomen omdat het ‘kapitaal nog geenszins was verloren, zodat bij<br />

regelmatige <strong>voor</strong>tgang van haar bedrijf – waartoe juist het door de Bank <strong>voor</strong>tgezette crediet<br />

strekte – benadeling van de crediteuren niet behoefde te worden verwacht’.<br />

Zo’n vage, momentgebonden verwachting speelde ook in het eerder besproken Enecaarrest,<br />

waar de Hoge Raad nu juist naliet aan te geven onder welke omstandigheden uitgegaan zou<br />

mogen worden van ‘gunstige gevolgen’. 880 Dat in het Eneca-arrest geen aandacht werd besteed aan<br />

de dynamiek van de financiering van <strong>voor</strong>tschrijdende verliezen – in het licht van zowel<br />

onvoldoende solvabiliteit als liquiditeit – kwam, in ieder geval in de motivering van de Hoge Raad,<br />

doordat de vordering in de beperkte sleutel van de actio Pauliana stond.<br />

Uit Erba en met name Osby blijkt dat de Hoge Raad worstelt met het te maken<br />

onderscheid tussen Beklamel-norm, verlengde Beklamel-norm en Pauliananorm<br />

en de daaraan te verbinden criteria en gevolgen. 881<br />

In Erba I 882 en Erba II 883 ging het om de vernieuwing van een krediet met aanvullende zekerheden<br />

én om de <strong>voor</strong>tzetting daarvan. <strong>Het</strong> ging daarmee ook om eventueel nadeel dat aan de financier als<br />

wederpartij onder de Pauliana-norm toe te rekenen is: het <strong>faillissement</strong> dat moest worden<br />

‘verwacht’. Maar het had ook zo kunnen zijn dat de bank ‘de gegeven transactie zelve had behoren<br />

877<br />

HR 8-11-1991, NJ 1992, 174 (Nimox/Van den End q.q.).<br />

878<br />

Zie verder VI.4.5.<br />

879<br />

HR 20-3-1959, NJ 1959, 581 (Erba II)<br />

880<br />

HR 10-12-1976, NJ 1977, 617 (Eneca). Zie <strong>voor</strong> een uitgebreidere bespreking van de<br />

arresten: X.2, X.3, X.4 en X.9.<br />

881<br />

Zie verder IV.8.<br />

882<br />

HR 28-6-1957, NJ 1957, 514 (Erba I); zie uitgebreid X.2.<br />

883<br />

HR 20-3-1959, NJ 1959, 581 (Erba II).<br />

298

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!