04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Benadeling door vermindering van <strong>voor</strong> verhaal vatbaar vermogen<br />

aanvragen. 820 Niettemin leidt dit argument tot het bestrijden van fout met fout. <strong>Het</strong> doel van de<br />

actio Pauliana is lijkt mij niet om tot <strong>faillissement</strong> te komen als werkelijk alle activa definitief<br />

verdwenen zijn, maar juist om tot een behoorlijke verdeling van het vermogen te komen zodra de<br />

debiteur niet meer aan zijn verplichtingen kan voldoen. De in Sobi/Hurks II 821 aangenomen<br />

verplichting tot aanvrage van surseance na wetenschap van feitelijke insolventie bij bestuurders is<br />

een vruchtbare aanvulling op het recht 822 die het argument overbodig maakt. <strong>Het</strong> argument heeft<br />

<strong>voor</strong>ts kennelijk geen normatieve maar slechts een praktische betekenis.<br />

Kijken we naar de verplaatsing van het discontinuïteitsrisico naar crediteuren die<br />

daar nauwelijks inzicht in en geen invloed op hebben dan is het sibi vigilare<br />

argument <strong>voor</strong> benadelingen waarbij betrokkenen aangesproken kunnen worden<br />

onder de (verlengde) Beklamel-norm zeker niet geldig. In V.1.3 werd<br />

aangetoond dat het zelfs onvermijdelijk is dat crediteuren/leveranciers van de<br />

verhaalsinsolvente verlieslatende onderneming die later failliet gaat, als groep,<br />

altijd de dupe zijn. <strong>Het</strong> maken van enig verwijt – in de zin van een onvoldoende<br />

sibi vigilare – aan relatief onwetende crediteuren is haast per definitie ongepast<br />

in verhouding tot betrokkenen die bewust de feitelijk insolvente onderneming<br />

<strong>voor</strong>tzetten.<br />

In hoofdstukken IV en V zagen we dat het discontinuïteitsrisico van de onderneming <strong>voor</strong>al<br />

verplaatst wordt naar de crediteuren zonder dat zij daar<strong>voor</strong> een vergoeding verkrijgen. Niet omdat<br />

dat normatief verantwoord was, maar louter vanwege de economische behoefte aan vertrouwen van<br />

crediteuren ten behoeve van een noodzakelijk positief investeringsklimaat, mocht het<br />

discontinuïteitsrisico naar de crediteuren als vanzelf verplaatst worden. Dat bleek 823 het gevolg te<br />

zijn van rechtspersoonlijkheid en continuïteitsveronderstelling. Dat was ook het gevolg van het feit<br />

dat de crediteuren als participant de zwakste partij zijn. In het sibi vigilare argument ligt echter<br />

besloten dat crediteuren verweten wordt dat ze maar geen vertrouwen moeten hebben. <strong>Het</strong> kan niet<br />

zo zijn dat het wettelijk systeem aan de ene kant niet-vergoed vertrouwen van crediteuren verlangt<br />

en bevordert, en aan de andere kant crediteuren verwijt vertrouwen te hebben gehad. <strong>Het</strong> argument<br />

gaat er daarenboven geheel aan <strong>voor</strong>bij dat de verantwoordelijkheid van betrokkenen niet<br />

vergelijkbaar is met die van wederpartijen crediteuren. 824<br />

In breder verband bezien blijkt het discontinuïteitsrisico zich om economische redenen te<br />

moeten concentreren op <strong>voor</strong>al die crediteuren waarvan rechten en verplichtingen zijn ontstaan vlak<br />

<strong>voor</strong> feitelijke insolventie 825 . Wordt de onderneming na feitelijke insolventie <strong>voor</strong>tgezet dan maakt<br />

het per saldo niet uit welke specifieke crediteuren dit zijn, het zullen wederpartijen zijn wier<br />

prestaties noodzakelijk zijn <strong>voor</strong> de <strong>voor</strong>tzetting van de onderneming. De kennis van de specifieke<br />

crediteur is dus ondergeschikt omdat hij meestal inwisselbaar zal zijn <strong>voor</strong> een andere wederpartij<br />

en het effect dan hetzelfde zal zijn. De benadeling door <strong>voor</strong>tzetting van de feitelijk insolvente<br />

onderneming onder verantwoordelijkheid van betrokkenen is structureel en onvermijdelijk. Anders<br />

gezegd, als zowel wederpartij als betrokkene onder de Pauliana-norm respectievelijk Beklamelnorm<br />

aangesproken zouden kunnen worden op nadeel ten gevolge van verlies zal ook onder de<br />

regels van regres de hoofdverantwoordelijkheid hier<strong>voor</strong> in principe bij de betrokkenen moeten<br />

rusten. 826<br />

820 Deze redenering lijkt ook ten grondslag te liggen aan HR 14-12-1934, NJ 1935, 95.<br />

821 HR 21-12-2001, NJ 2005, 96 (Sobi/Hurks II); volgens dit arrest zou het waarschuwen<br />

van crediteuren ook voldoende kunnen zijn, zie hierover III.4.1.1.<br />

822 Zie ook III.2.2.<br />

823 Zie IV.3.<br />

824 Zie ook VI.2.<br />

825 Zie VI.6.<br />

826 Zie ook VII.11.<br />

283

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!