04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Benadeling door vermindering van <strong>voor</strong> verhaal vatbaar vermogen<br />

van onderzoek, goede reden tot twijfel had. <strong>Het</strong> object van de goede trouw is in<br />

dit geval de vraag of de gelijkheid als bedoeld in 3:277 BW tot een beperkt<br />

verhaalsrecht leidt, oftewel of de wetenschap van dreigende (althans <strong>voor</strong><br />

betrokkenen: feitelijke) insolventie al bestond. Aldus wordt volgens vaste<br />

jurisprudentie de ‘goede trouw’ in 42, 54 F en de onrechtmatige daadvordering<br />

ingevuld.<br />

Ter oriëntatie een <strong>voor</strong>beeld. Luie Karel laat zijn huiswerk maken door zijn vriendin Betje. In ruil<br />

daar<strong>voor</strong> belooft hij haar een Steiff beertje. Betje verzamelt deze. Een week later ziet Betje een<br />

Steiff beertje bij Karel op de kamer. Karel zegt dat die van zijn zusje is. Betje vindt de beer<br />

prachtig. Karel zwicht en geeft de beer aan Betje. Als Betje vertrekt ziet Karels zusje de beer in<br />

Betjes handen en begint te schreeuwen dat ze hem terug wil. Natuurlijk moet Betje de beer aan het<br />

zusje teruggeven. Niet de bestaande verplichting van Karel om een beertje aan Betje te geven is<br />

doorslaggevend noch het feit dat Betje de beer in haar armen heeft.<br />

Ook de crediteur die wetend van de dreigende insolventie verhaalsactief in betaling krijgt<br />

weet dat als <strong>faillissement</strong> volgt dit actief ter verdeling onder alle crediteuren had moeten strekken.<br />

<strong>Het</strong> enige wezenlijke verschil is dat er nog een rechtsfeit moet intreden, het <strong>faillissement</strong>. In ons<br />

recht komt aan de verplichting of rechtszekerheid geen betekenis toe als de verkrijger niet te goeder<br />

trouw is. Is dat nu anders als de goede trouw afwezig is, maar een rechtsfeit, namelijk het<br />

definitieve <strong>faillissement</strong>, nog moet intreden om de te beschermen rechten van derden te bevestigen?<br />

Bij 42 en 54 F is dat niet het geval. Ook daarbij speelt de rechtszekerheid evenzeer een rol. In het<br />

<strong>voor</strong>beeld zou het geen verschil maken of Karel beloofd had het beertje van zijn zusje te geven of<br />

dat hij het beertje van zijn zusje geeft, zolang Betje in beide gevallen maar weet dat het om een<br />

beertje gaat dat niet van Karel is. De verplichting is ook in het commune recht geen valide<br />

argument om met een beroep op de rechtszekerheid de betekenis van de goede trouw opzij te<br />

zetten. Anders gezegd, zou de onzekerheid van het nog in te treden <strong>faillissement</strong> relevant zijn <strong>voor</strong><br />

het concept van de goede trouw, dan zou dat ook moeten gelden <strong>voor</strong> het merendeel 816 van de<br />

gevallen die door 42 en 54 F bestreken worden en zou 3:277 BW geen betekenis moeten toekomen<br />

vóór <strong>faillissement</strong>. Dat is niet zo. <strong>Het</strong> vereiste en de inhoud van de goede trouw zelf kan mijns<br />

inziens niet veranderen omdat de rechtszekerheid in het geding zou zijn. Want, binnen het<br />

uitgangspunt van de gelijkheid als er gedeeld moet gaan worden, kan de verplichting de betekenis<br />

van de goede trouw niet inkleuren. <strong>Het</strong> is juist andersom, de goede trouw dient als maatstaf <strong>voor</strong> de<br />

mogelijkheden om een rechtshandeling aan te tasten ondanks het uitgangspunt van rechtszekerheid<br />

bij zowel het aangaan als nakomen van een verplichting.<br />

47 F zelf ziet niet op de goede trouw maar op twee specifieke vormen van<br />

kwade trouw. 47 F sluit dus niet aan bij de verkeersopvattingen zoals die in het<br />

BW zijn geïncorporeerd, en tenminste onder 6:162 BW geldend gemaakt zouden<br />

moeten kunnen worden. <strong>Het</strong> meest centrale argument van de wetgever in 1898<br />

bij 47 F is dus ook geen geldig argument (meer).<br />

Eerder 817 is getracht een verklaring te vinden <strong>voor</strong> de dogmatische dwaalweg van de wetgever bij<br />

het betekenis geven aan de verplichting bij de eisen van de goede trouw. Niet een duidelijk<br />

normatief inzicht, maar het beperkte inzicht en de stand van de ‘wetenschap’ ruim een eeuw<br />

geleden, lijkt toen een doorslaggevende rol te hebben gespeeld.<br />

816 Alleen de schrijnende gevallen van het eenzijdig weg (laten) geven van actief zouden<br />

nog onder de onrechtmatige daad gevangen kunnen worden.<br />

817 Zie VIII.7.1.<br />

281

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!