04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Hoofdstuk VIII<br />

opeisbare schuld. Natuurlijk kan de Hoge Raad menen overigens niet om de tekst van 47 F heen te<br />

kunnen omdat de wetgever het laatste woord heeft. Maar in het licht van de bestaande kritiek en de<br />

verdere ontwikkeling van gedachten en sommige uitspraken van de Hoge Raad zelf is het beroep<br />

op de ‘huidige redelijke eisen’ in Van Dooren q.q./ABN Amro I een mijns inziens apert onjuist<br />

signaal dat de wijsheid van de Hoge Raad in Loeffen q.q./BMH I met betrekking tot ‘huidige<br />

rechtsopvattingen’ glashard ontkent. <strong>Het</strong> leerstuk van de onrechtmatige daad heeft na 1898 zo’n<br />

fundamentele ontwikkeling doorgemaakt dat in principe elk toedoen los van het al dan niet bestaan<br />

van een verplichting – en zelfs naar alleen verkeersopvattingen – kan worden toegerekend. In dat<br />

licht is de aangenomen reflexwerking van 47 F op de onrechtmatige daad een anachronisme. De<br />

crux van de onhoudbaarheid van (een reflexwerking van) 47 F is gelegen in de onverenigbaarheid<br />

met de basisprincipes van de onrechtmatige daad.<br />

<strong>Het</strong> bestaan van een contractuele verplichting tot betaling door de schuldenaar<br />

aan de crediteur is niet doorslaggevend <strong>voor</strong> de vraag of daarmee onrechtmatig<br />

wordt gehandeld jegens derden. Dat geldt temeer omdat de betaalde crediteur<br />

vóór betaling zelf precies zo’n te beschermen derde was.<br />

VIII.7.2 Eenvoud en rechtszekerheid van betalingsverkeer? (3:86 en 277<br />

BW)<br />

Uit de ingewikkelde en niet eenduidige jurisprudentie met betrekking tot 47 F<br />

(zie ook IX.1.2) is nu niet bepaaldelijk te lezen dat 47 F een ‘eenvoudiger toe te<br />

passen, strakke regel’ is. 814<br />

Naar mijn mening roept, hoe eenvoudig een regel ook lijkt, een normatief niet te verantwoorden<br />

regel oneindige complicaties op omdat hij niet ‘rijmt’ met het na te streven sluitende systeem van<br />

het recht. Eerder besproken jurisprudentie is daar het levende bewijs van. Er is dus een goede<br />

verantwoording noodzakelijk en kennelijk ontbreekt deze.<br />

Evenmin staat <strong>voor</strong> mij vast dat die regel ‘het belang van de zekerheid van het<br />

rechtsverkeer en het betalingsverkeer’ met recht dient. Met name in het volgende hoofdstuk zal ik<br />

mijn onbegrip tonen <strong>voor</strong> de bescherming van de financier die mijns inziens weinig met de<br />

zekerheid van het rechtsverkeer en het betalingsverkeer te maken heeft. Hier beperk ik mij hier tot<br />

de vraag welke goede trouw in het betalingsverkeer dan wel zou passen.<br />

De vernietiging van een rechtshandeling op grond van de <strong>faillissement</strong>s-Pauliana leidt er<br />

technisch toe dat de titel <strong>voor</strong> de rechtshandeling komt te ontbreken en het betaalde 815 als<br />

onverschuldigd kan worden teruggevorderd. Om exact dezelfde reden, de noodzaak tot fixatie van<br />

het vermogen ter verdeling, zou een betaling door de failliet na <strong>faillissement</strong> niet de titel ontbreken<br />

maar ongeldig zijn omdat die verricht zou zijn door de beschikkingsonbevoegde failliet. Gaat het<br />

hier materieel niet twee keer over hetzelfde?<br />

Ingevolge 3:86 BW e.v. wordt de derde die ontvangt van een beschikkingsonbevoegde<br />

– zelfs als het over geld gaat – echter niet beschermd als hij niet te<br />

goeder trouw was ten tijde van de ontvangst. Ingevolge 3:11 BW betekent dat,<br />

dat hij geen geobjectiveerde wetenschap van de feiten of het recht waarop zijn<br />

goede trouw betrekking moet hebben, had of kon hebben, of bij onmogelijkheid<br />

814 Idem Van Dijck (2003), die zich na Cikam/Siemon q.q. afvraagt of het niet tijd is de<br />

gehele Pauliana-regeling te veranderen.<br />

815 Eventueel inclusief vruchten en kosten, zie 51 F en boek 6 titel 4 afdeling 2 BW. Of het<br />

door Van Koppen in zijn proefschrift verdedigde recht op aanvullende schadevergoeding<br />

wel altijd goed uitpakt laat ik hier daar. Daar zit mijns inziens nog een vraag van<br />

toerekening tussen.<br />

280

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!