04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Benadeling door vermindering van <strong>voor</strong> verhaal vatbaar vermogen<br />

vroeg was gedaan die betaling zich normatief niet onderscheidt van de cessie/verpanding die twee<br />

dagen later plaatsvindt. Hooguit kan de te vroege betaling een aanwijzing zijn <strong>voor</strong> de wetenschap<br />

van dreigende insolventie.<br />

Een van het arrest afgeleid <strong>voor</strong>beeld om te laten zien waartoe dit kan leiden: <strong>voor</strong><br />

wetenschap van dreigende insolventie sluit aspirant-failliet AF een overeenkomst waarbij hij<br />

uitdrukkelijk <strong>voor</strong> $1000 goederen koopt van B. Na wetenschap van dreigende insolventie betaalt<br />

AF in euro’s in plaats van dollars (1000 Euro volgens de geldende koers). Daarna levert B de<br />

goederen en verkoopt AF deze goederen aan derden <strong>voor</strong> Euro 900. Met dat geld betaalt AF<br />

crediteuren die geen wetenschap van <strong>faillissement</strong>saanvraag hebben of betrokken zijn bij een<br />

opzetje. AF gaat failliet. De curator vernietigt de betaling aan B omdat het bedrag niet in Euro’s<br />

opeisbaar was. B doet een beroep op 51 lid 3 F althans op onverschuldigde betaling. Maar 51 lid 3<br />

F helpt niet omdat er geen ‘baat’ meer is en er dus geen boedelschuld ontstaat. B moet 1000 Euro<br />

terugbetalen en blijft achter met een <strong>faillissement</strong>svordering van $1000 of misschien zelfs maar<br />

$900. 795 Dit resultaat is zeer onbevredigend omdat B <strong>voor</strong> het gerealiseerde verlies van Euro 100<br />

niet aansprakelijk kon worden gehouden omdat hij bij het sluiten van de overeenkomst geen<br />

wetenschap van benadeling hoefde te hebben. En afgezien van dit verlies heeft B niet bijgedragen<br />

aan een benadeling door de vermindering van verhaalsmogelijkheden omdat hij de goederen als<br />

verhaalsactief bij AF heeft ingebracht nadat hij het geld al van AF had ontvangen.<br />

Kin/Emmerig q.q. 796<br />

In Kin/Emmerig q.q. kon de schuldenaar, later failliet, Probouw geleverde goederen niet (tijdig)<br />

aan Kin betalen. Vervolgens werd door Probouw, na wetenschap van dreigende insolventie bij Kin,<br />

onroerend goed aan Kin verkocht onder verrekening van de bestaande schuld. De curator van<br />

Probouw riep met succes de vernietiging op grond van 42 F in. Zou Probouw ‘gewoon’ betaald<br />

hebben dan was 47 F van toepassing geweest omdat het een opeisbare schuld betrof. Vernietiging<br />

onder 47 F zou waarschijnlijk niet zijn geslaagd omdat de curator niet zou hebben kunnen voldoen<br />

aan de eisen.<br />

Ligt aan de thans wel geslaagde vernietiging een afzonderlijke normatieve reden ten<br />

grondslag? Naar mijn mening niet. 797 Betaling was wel verplicht. Alleen de wijze van betaling was<br />

dat niet. De wijze van betaling wordt door het Hof slechts gebruikt om aan te tonen dat er<br />

wetenschap van benadeling was (vergelijk 3:46 sub 2 BW). <strong>Het</strong> onderscheid tussen wel en niet<br />

verplichte vormen van betaling heeft geen betrekking op een verschil in benadeling maar op de<br />

bewijsrechtelijke vraag of aangenomen mag worden dat er wetenschap van benadeling was. Idem<br />

Steinz q.q./Amro. Leidde de overeenkomst tot verkoop van het onroerend goed tot benadeling?<br />

Nee, dat deed de levering pas. Stel de balans was als volgt:<br />

onroerend goed 100 eigen vermogen -150<br />

andere activa 50 crediteur Kin 100<br />

andere verplichtingen 200<br />

totaal 150 150<br />

De overeenkomst met Kin wordt gesloten tot verkoop van het onroerend goed <strong>voor</strong> 100. De balans<br />

ziet er dan zo uit:<br />

onroerend goed 100 eigen vermogen -150<br />

vordering op Kin 100 crediteur Kin 100<br />

andere activa 50 verplichting tot levering aan Kin 100<br />

795 51 F lid 3 gaat niet in op de vraag of bij de <strong>faillissement</strong>sschuld het <strong>voor</strong>deel van de<br />

wederprestatie moet worden afgelezen aan de hand van de contractuele of reële waarde<br />

en of daarbij van belang is of de vernietiging plaatsvond op basis van benadeling door<br />

verlies of door verminderd verhaal. Naar mijn mening zal (alleen) bij een toerekenbaar<br />

verlies rekening moeten worden gehouden met de reële waarde.<br />

796 HR 18-12-1992, NJ 1993, 169 (Kin/Emmerig q.q.); zie uitgebreid X.11.<br />

797 Vergelijk ook de scherpe kritiek van Vriesendorp (1996c).<br />

273

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!