04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Hoofdstuk VIII<br />

Loeffen q.q./BMH I en Montana I 788<br />

In Loeffen q.q./BMH I 789 is een breuk met de toepassing van 53 F en de beperkte eisen in 47 F te<br />

vinden op grond van ‘huidige opvattingen’. 54 F moest worden toegepast op een situatie die onder<br />

53 F viel, en de toepassing van 54 F zou, zo blijkt impliciet, tot dezelfde uitkomst moeten leiden als<br />

bij toepassing van 47 F – dat strikt genomen ook niet toepasselijk was – en wel omdat ‘beslissend is<br />

veel eerder de betekenis welke aan de hand van de eisen van het huidige rechtsverkeer valt toe te<br />

kennen aan de strekking van artikel 47 “betalingen te treffen” waardoor een crediteur in strijd “met<br />

de goede trouw door hem ook jegens zijne medeschuldeisers in acht te nemen”, zich “aan de<br />

concursus onttrekt”’. Ook in Montana I 790 werd 42 F op een betaling en verrekening toegepast:<br />

‘daarvan’ (“benadeling in de zin van 42 F”) ‘kan ook sprake zijn wanneer <strong>voor</strong> geleverde zaken een<br />

redelijke prijs is betaald doordat het vermogen van de nadien gefailleerde niet is verminderd. Dit<br />

geval doet zich hier <strong>voor</strong>. <strong>Het</strong> vermogen van gefailleerde is per saldo niet verminderd, dit neemt<br />

echter niet weg dat zonder de door de curator gewraakte transactie de opbrengst van de geleverde<br />

zaken beschikbaar zou zijn geweest <strong>voor</strong> de gezamenlijke schuldeisers’. <strong>Het</strong> ging in dit arrest niet<br />

om de benadeling door het ‘in negatieve balans’ zijn van rechten en verplichtingen, maar alleen om<br />

het effect van de betaling tegen verrekening door de bank met als effect een verminderde schuld als<br />

borg.<br />

Deze vernieuwende aanpak, die de toerekening in overeenstemming met overigens<br />

geldend recht had kunnen maken en tegelijkertijd een gesloten normatief systeem had kunnen doen<br />

ontstaan, is later tenietgedaan. In Montana II laat de Hoge Raad toe dat het Hof de tot nadeel<br />

leidende ‘transactie’ geheel anders opvat dan de Hoge Raad dat in zijn eerste arrest had gedaan<br />

waardoor 47 F weer een geheel andere betekenis krijgt. En de Hoge Raad ziet alsnog over het<br />

hoofd dat de beoogde verrekening wel degelijk aan de betalende partij, conform Loeffen q.q./ BMH<br />

I, mag worden toegerekend. 791 <strong>Het</strong> licht dat de Hoge Raad in beide eerste arresten had gezien,<br />

namelijk dat de Pauliana-norm binnen ‘de eisen van het huidige rechtsverkeer’ moet worden<br />

toegepast dooft daarna, met als, wat mij betreft, dieptepunt de beperkte uitleg van 47 F in Gispen<br />

q.q./IFN en de onverteerbare materiële uitkomst in Meijs q.q./Bank of Tokyo. 792 Deze terugkeer op<br />

de schreden brengt met zich dat het niet-bestaande sluitende normatieve systeem zou blijven<br />

wringen. De Hoge Raad heeft zijn heil incidenteel gezocht in legistische mazen van het net. In<br />

Steinz q.q./Amro, Kin/Emmerig q.q., Verkerk/Tiethoff q.q. en Bakker q.q./Katko worden<br />

sluipwegen, zij het beperkt, gevonden om op benadelingen, alleen bestaande uit betalingen, toch de<br />

Pauliana-norm te kunnen toepassen.<br />

Steinz q.q./Amro 793<br />

In Steinz q.q./Amro bestond er een kredietschuld aan de bank evenals een verplichting om in<br />

verband daarmee vorderingen tot zekerheid te cederen. Van één cessie wordt er aangenomen dat<br />

deze geen voldoening aan een opeisbare schuld was in de zin van 47 F, omdat afgesproken was<br />

(slechts) één keer in de veertien dagen een cessie te doen en deze eerder plaatsvond. Was de cessie<br />

daarmee ‘onverschuldigd’? In het licht van de kredietovereenkomst en de stamcessieovereenkomst<br />

(oud recht) 794 niet. Hij was slechts niet opeisbaar in het licht van de concrete uitwerking van de<br />

cessieverplichting en de uitleg die de Hoge Raad aan ‘opeisbaar’ geeft. Omdat de cessie niet<br />

opeisbaar was, mocht aan 42 F worden getoetst en werd de wetenschap van benadeling het<br />

criterium.<br />

Er zijn twee redenen te spreken van een ‘sluipweg’ om de Pauliana-norm toch toe te<br />

passen. De eerste is dat ik meen dat de wetgever met opeisbaar verschuldigd heeft bedoeld (zie<br />

hier<strong>voor</strong>). De tweede reden is dat als cessie (thans stille verpanding) bij<strong>voor</strong>beeld twee dagen te<br />

788 Zie uitgebreid X.7 en X.10.<br />

789 HR 8-7-1987, NJ 1988, 104.<br />

790 HR 22-5-1992, NJ 1992, 526.<br />

791 Zie verder uitgebreid X.7 en X.10.<br />

792 Zie uitgebreid X.13 en X.18.<br />

793 HR 16-1-1987, NJ 1987, 528; zie uitgebreid X.6.<br />

794 Zekerheidscessie (thans stille verpanding) van toekomstige vorderingen was toen nog<br />

zeer beperkt mogelijk, zodat telkens nieuwe cessielijsten moesten worden opgesteld.<br />

272

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!