04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Hoofdstuk VIII<br />

beseffen dat de dochter geen of onvoldoende verhaal bood aan haar schuldeisers) ‘gehouden was<br />

zich de belangen van schuldeisers van de dochter aan te trekken, onder meer door hen te<br />

waarschuwen dat na dat tijdstip te verrichten prestaties niet (volledig) voldaan zouden kunnen<br />

worden, dan wel door surseance van betaling aan te vragen’. De gevolgen van de ten onrechte<br />

<strong>voor</strong>tzetting van de onderneming zijn ook dat betalingen op reeds bestaande verplichtingen zullen<br />

zijn gedaan die het verhaalsactief zullen hebben uitgehold. De casus van Sobi/Hurks II handelt<br />

overigens niet expliciet over vermindering van verhaalsactief. Ik zie daar echter geen principieel<br />

verschil, en op grond van het gelijktijdig gewezen Lunderstädt/De Kok I 768 , Van Essen<br />

q.q./Aalbrecht, Looman 769 en mogelijk Cikam/Siemon q.q. 770 is aan te nemen dat de aansprakelijkheid<br />

van betrokkenen evenzeer geldt in verband met vermindering van verhaalsactief. 771<br />

Keulen /BLG 772 is het meest helder. In een obiter dictum wordt overwogen dat<br />

als de financier ‘concrete aanwijzingen <strong>voor</strong> een tekort’ had, hij aansprakelijk<br />

kon worden gehouden in verband met de terugbetaling van de lening. <strong>Het</strong> lijkt<br />

erop dat de Hoge Raad in de periode 1986-1992 een meer revolutionaire koers<br />

heeft gevaren dan nadien. De visie in Keulen/BLG en Nimox/Van den End q.q.<br />

is in die periode 1986-1992 min of meer ook terug te vinden in Loeffen<br />

q.q./Bank Mees en Hope I 773 , Amro/Curatoren THB 774 en Montana I. 775<br />

In Nimox/Van den End q.q. 776 wordt eerst een dividendbesluit na bestaande wetenschap van<br />

dreigende insolventie onrechtmatig geacht. Vervolgens wordt ook de cessie, na bestaande<br />

wetenschap van feitelijke insolventie, van een vordering aan de bank met een overvloed aan<br />

zekerheden onrechtmatig geacht. <strong>Het</strong> in tweede verband onder de zekerheden brengen van de<br />

vordering was al <strong>voor</strong> wetenschap van feitelijke insolventie (maar na dreigende insolventie)<br />

overeengekomen. De onrechtmatigheid wordt hier aangenomen niet omdat ten tijde van die<br />

overeenkomst wetenschap van benadeling bestond (vergelijk het systeem van 47 en 42 F) maar<br />

omdat ‘slechts indien de fiduciair (..) overgedragen <strong>voor</strong>raden en vorderingen (..) reeds metterdaad<br />

in tweede verband (..) fiduciair waren overgedragen (..) de in juni 1984 overeengekomen<br />

zekerheidsverschaffing geen schade aan de gefailleerde boedel (zou) hebben toegebracht’. <strong>Het</strong><br />

oordeel wordt gebaseerd op de bestaande wetenschap ten tijde van het ‘metterdaad’ overdragen van<br />

de schuld (juni 1984) en dus niet naar het moment waarop de verplichting tot zekerheidverschaffing<br />

ontstond (december 1983); er wordt geen belang gehecht aan het feit dat het in casu niet ging om<br />

een rechtshandeling van de failliet 777 en de criteria van 47 F worden niet van stal gehaald; 778 er<br />

wordt evenmin belang aan gehecht dat 54 F ziet op de verkrijger van de schuld en niet op degene<br />

die overdraagt. 779 De transactie wordt in zijn geheel bekeken 780 en getoetst aan de wetenschap van<br />

benadeling naar het moment waarop het nadeel optreedt.<br />

In Loeffen q.q./BMH I overweegt de Hoge Raad: ‘Weliswaar maakt art. 47 deel uit van<br />

die serie bepalingen die schuldeisers – tot verhaal van wier vorderingen in beginsel enkel dat<br />

vermogen van de schuldenaar strekt, dat <strong>voor</strong>handen is bij failliet verklaring – in staat stellen ”zich<br />

768<br />

HR 21-12-2001, NJ 2005, 95 en 96. Zie ook Hoge Raad 13-1-1995, NJ 1995, 482<br />

(Hurks/Sobi I).<br />

769<br />

HR 30-5-1997, NJ 1997, 663 (Van Essen q.q./Aalbrecht, Looman); zie verder X.14.<br />

770<br />

HR 7-3-2003, JOR 2003, 102 (Cikam/Siemon q.q.); zie verder X.20.<br />

771<br />

Zie uitgebreider VIII.4.6.<br />

772<br />

HR 9-5-1986, NJ 1986, 792 (Keulen/BLG); zie uitgebreid X.5.<br />

773<br />

HR 8-7-1987, NJ 1988, 104; zie VII.10.1 en X.7.<br />

774<br />

HR 7-10-1988 NJ 1989, 449: zie X.8.<br />

775<br />

HR 22-5-1992, NJ 1992, 526; zie VII.10.3 en X.10.<br />

776<br />

HR 8-11-1991, NJ 1992, 174 (Nimox/Van den End q.q.); zie uitgebreid X.9.<br />

777 Vergelijk 42 F; VI.3.4.<br />

778 Vergelijk VIII.2.1.<br />

779 Zie VIII.2.2.3.<br />

780 Zie ook VII.5.<br />

268

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!