04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Benadeling door vermindering van <strong>voor</strong> verhaal vatbaar vermogen<br />

onttrekken zich Erba I, Erba II, Osby, Keulen/BLG, Nimox/Van den End q.q.,<br />

Van Essen q.q./Aalbrecht, Looman, Coral/Stalt, Sobi/Hurks II en Cikam/Siemon<br />

q.q. 759 In al deze uitspraken gaat het om partijen die direct of indirect ook als<br />

betrokkene kunnen worden beschouwd. In Erba I, Erba II, Keulen/BLG en<br />

Cikam/Siemon q.q. ging het evenwel om partijen die (ook) werden<br />

aangesproken als wederpartij op grond van wetenschap van dreigende<br />

insolventie en waarbij de onrechtmatigheid van de betalingen op die grond<br />

telkens mogelijk werd geacht.<br />

Eerder 760 stond ik bij de bespreking van de verlengde Beklamel-norm uitgebreider stil bij de Erbaarresten<br />

en Osby. In Erba I 761 zijn twee verschillende situaties aan de orde die tot aansprakelijkheid<br />

kunnen leiden. Allereerst de situatie dat de bank ‘de gegeven transactie zelve had behoren na te<br />

laten’, d.w.z. de vernieuwing van het krediet met nieuwe zekerheden. <strong>Het</strong> arrest houdt rekening met<br />

een aansprakelijkheid van de financier als betrokkene bij schending van de Beklamel-norm of<br />

verlengde Beklamel-norm, zonder zich iets aan 47 F gelegen te laten. Voor de Beklamel-norm zien<br />

we dat ook terug in Sobi/Hurks II. 762 Erba II 763 leeft op gespannen voet met Erba I, maar past – als<br />

de transactie zelf niet achterwege had moeten blijven – de Pauliana-norm wel toe als de benadeling<br />

van crediteuren moet worden verwacht omdat het <strong>faillissement</strong> moest worden ‘verwacht’. 47 F<br />

staat daar kennelijk niet aan in de weg. <strong>Het</strong>zelfde geldt <strong>voor</strong> Osby 764 . <strong>Het</strong> criterium is, het in<br />

verband met de functie als moeder en financier (inzicht en zeggenschap), weten of moeten <strong>voor</strong>zien<br />

dat (nieuwe) crediteuren worden benadeeld bij gebrek aan verhaal. Uit de uitspraak wordt niet<br />

zonder meer duidelijk of die wetenschap moet zien op dreigende insolventie (Pauliana-norm)<br />

waarna volledig verhaal niet meer mogelijk zou zijn, of de reeds bestaande onmogelijkheid om aan<br />

de (nieuwe) verplichtingen te voldoen (Beklamel-norm) of de onvoldoende solvabiliteit (verlengde<br />

Beklamel-norm). Ook de opvatting over de schade hinkt op dezelfde benen: zorgdragen dat<br />

schuldeisers worden voldaan enerzijds, en het gevoelig zijn <strong>voor</strong> de beperkte betalingen die aan<br />

Osby-Zweden zijn gedaan, waardoor de toewijsbare schade mogelijk beperkt zou moeten worden,<br />

anderzijds. In het laatste geval wordt, zoals door mij bepleit, rekening gehouden met het werkelijke<br />

nadeel veroorzaakt door verhaalsonttrekkingen. Wat mij betreft is enige kritiek op zowel Erba als<br />

Osby op zijn plaats omdat geen helder onderscheid wordt gemaakt tussen de rechtspositie van de<br />

financier als derde crediteur en die als betrokkene die medeverantwoordelijk is <strong>voor</strong> zowel het zo<br />

mogelijk overleven als het tijdig staken. Dat onderscheid moet mijns inziens ook leiden tot een<br />

ander begrip van toerekening van schade. Maar in ieder geval zijn ook in Osby geen beperkingen te<br />

vinden die zouden <strong>voor</strong>tvloeien uit 47 F (in combinatie met 42 F).<br />

Coral/Stalt 765 bevestigt dat selectieve betalingen na feitelijke insolventie in beginsel niet<br />

meer toegestaan zijn en dat de moedervennootschap, die zich intensief met de gang van zaken bij<br />

de dochter bemoeit, op haar beurt onrechtmatig handelt ingeval zij de onrechtmatige handelwijze<br />

van haar dochter in de hand werkt of toestaat. 766<br />

In het Sobi/Hurks II-arrest 767 ging het om de aansprakelijkheid van een<br />

moedermaatschappij/financier en haar bestuurder die (toen zij had behoren te onderkennen en te<br />

759<br />

HR 28-6-1957, NJ 1957, 514 (Erba I); HR 20-3-1959, NJ 1959, 581 (Erba II); HR 25-9-<br />

1981, NJ 1982, 443 (Osby); HR 9-5-1986, NJ 1986, 792 (Keulen/BLG); HR 30-5-1997,<br />

NJ 1997, 663 (Nimox/Van den End q.q.); HR 30-5-1997, NJ 1997, 663 (Van Essen<br />

q.q./Aalbrecht, Looman); HR 12-6-1998, NJ 1998, 727 (Coral/Stalt); HR 21-12-2001, NJ<br />

2005, 96 (Sobi/Hurks II) en HR 7-3-2003, JOR 2003, 102 (Cikam/Siemon q.q.).<br />

760<br />

Zie IV.8.<br />

761<br />

Zie uitgebreid X.2.<br />

762<br />

Zie X.2 en X.19.<br />

763<br />

HR 20-3-1959, NJ 1959, 581 (Erba II); zie ook X.2.<br />

764<br />

HR 25-9-1981, NJ 1982, 443 (Osby); zie uitgebreider IV.8 en X.4.<br />

765<br />

Zie r.o. 3.4.3 HR 12-6-1998, NJ 1998, 727.<br />

766<br />

Vergelijk Verstijlen (1999a), Huizink (2001), Van Koppen (2001), Huizink (2002).<br />

767<br />

HR 21-12-2001, NJ 2005, 96 (Sobi/Hurks II); zie uitgebreid X.19.<br />

267

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!