04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Hoofdstuk VIII<br />

de aanstaande gefailleerde en zijn schuldeisers geoorloofd is’. Met betrekking<br />

tot de betekenis van artikel 47 overweegt de Hoge Raad: ‘dat er geen grond is<br />

om de voldoening aan een opeisbare verbintenis (...) buiten de aan artikel 47<br />

ontleende gronden nietig te verklaren op de in artikel 54 vervatte grond dat de<br />

hypotheekhouder niet te goeder trouw heeft gehandeld’ en dat ‘slechts<br />

bijzondere omstandigheden de hypotheekvestiging onrechtmatig zouden kunnen<br />

doen zijn’. 756<br />

Maar de Hoge Raad voelde wel nattigheid. Hoewel de cassatiemiddelen zich daar niet op richtten,<br />

moesten de bijzondere omstandigheden nader worden onderzocht. <strong>Het</strong> bijzondere aan de casus was<br />

dat de bank zowel wederpartij als betrokkene was en wel in twee fases. Op het moment dat de<br />

debiteur zich verplichtte tot een nadere hypotheekstelling bestond tenminste wetenschap van<br />

dreigende insolventie. Op het moment waarop ‘betaald’ werd door het verlijden van de hypotheekakte<br />

had de bank hoogstwaarschijnlijk wetenschap van feitelijke insolventie.<br />

Hoewel het arrest wel een kleine opening biedt omdat de ‘bijzondere<br />

omstandigheden’ door de feitelijke rechter nader moeten worden onderzocht,<br />

lijken de beperkingen van 47 F dominant, ook <strong>voor</strong> de betrokkenen.<br />

Uitgangspunt lijkt te zijn dat de betaling aan de financier zowel na bestaande<br />

wetenschap van dreigende insolventie als bestaande wetenschap van feitelijke<br />

insolventie in verband met 47 F in principe is toegestaan. Als dat inderdaad het<br />

dominante uitgangspunt zou zijn, acht ik dat onbegrijpelijk, omdat dat in<br />

beginsel zou legitimeren dat de financier het vermogen alsnog leegtrekt, zelfs na<br />

bestaande wetenschap van feitelijke insolventie. <strong>Het</strong> beginpunt, 47 F, is onjuist<br />

als het om de schending van de Beklamel- of verlengde Beklamel-norm gaat. In<br />

dat geval zal het altijd gaan om de ‘bijzondere omstandigheden’. Die bestaan<br />

simpelweg uit de al dan niet aanwezig te achten wetenschap van feitelijke<br />

insolventie.<br />

De casus en beslissing in Meijs q.q./Bank of Tokyo 757 maakt, nog meer dan Van Dooren q.q./ABN<br />

Amro I, duidelijk hoe schrijnend onrechtvaardig dat uitgangspunt is. Zelf na opzegging van het<br />

krediet, toen wetenschap van feitelijke insolventie een absoluut feit moet zijn geweest, werd<br />

toegestaan dat in het licht van 47 F, nog nadere zekerheden werden verstrekt. Bepaaldelijk<br />

ongelukkig was echter dat de curator zijn vordering uitsluitend op de Pauliana-bepalingen had<br />

gegrondvest, zodat daarmee niet zeker was of wel voldaan werd aan de ‘bijzondere<br />

omstandigheden’ in Van Dooren q.q./ABN Amro I. Binnen de traditie van de beperkende werking<br />

van 47 F vallen ook Gispen q.q./IFN en het al oudere Kok/Okma. 758<br />

Naast deze jurisprudentie is een andere stroming te herkennen die het mogelijk maakt<br />

betalingen aan te tasten bij schending van de Beklamel- en ook de Pauliana-norm.<br />

VIII.5.2 Alternatieve jurisprudentie met betrekking tot onrechtmatige<br />

betaling<br />

Aan de tot onbillijke uitspraken leidende traditie van Kok/Okma, Eneca, Gispen<br />

q.q./IFN, Van Dooren q.q./ABN Amro I en Meijs q.q./Bank of Tokyo<br />

756 Zie <strong>voor</strong> een uitvoerige bespreking van het arrest: X.16.<br />

757 HR 29-6-2001, JOR 2001, 220.<br />

758 HR 24-3-1995, NJ 1995, 628 (Gispen q.q./IFN); HR 13-1-1938, NJ 1938, 566<br />

266<br />

(Kok/Okma).

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!