04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Hoofdstuk VIII<br />

Zo vanzelfsprekend dat de wetenschapseis vrijwel nooit iets zal toevoegen. 749 De verrekening zelf<br />

is niet meer dan noodzakelijk <strong>voor</strong> het optreden van nadeel en het bestaan van een eventuele<br />

vordering terzake van dat nadeel. Maar daarmee is het logische gevolg van nadeel door verrekening<br />

niet het criterium <strong>voor</strong> de toerekening van nadeel.<br />

Als de gelijkheid van crediteuren in 3:277 BW betekenis heeft, is 53 F daarmee<br />

in strijd. 53 F laat zich ook niet in een normatief stelsel met o.a. 54 F passen. 53<br />

F is zelfs in strijd met 47 F, in ieder geval in de interpretatie die daaraan door de<br />

Hoge Raad ná Loeffen q.q./BMH I is gegeven.<br />

Bij toepassing van het gelijkheidsbeginsel dient alleen verrekening te worden toegestaan indien de<br />

vordering en het recht uit dezelfde rechtsverhouding <strong>voor</strong>tvloeien, of als deze contractueel is<br />

overeengekomen en het beroep op verrekening <strong>voor</strong> wetenschap van benadeling is gedaan, of de<br />

verrekening ziet op de betaling van een al tot zekerheid strekkende vordering (Mulder q.q./CLBN;<br />

Wollie). 750 In principe moet de contractuele verrekening na wetenschap van dreigende insolventie<br />

niet worden toegestaan omdat na verkrijging van die wetenschap die afspraak niet meer mag<br />

worden gemaakt (idem 42 F). Maar ook een beroep op de eerdere gemaakte afspraak is mijns<br />

inziens toe te rekenen na verkregen wetenschap van dreigende insolventie, omdat de afspraak dan<br />

ziet op de uitholling van het vermogen na wetenschap van benadeling 751 en de contractsvrijheid<br />

geen valide argument is om dit toe te staan in het licht van het gesloten systeem van <strong>voor</strong>rang.<br />

Relevant is dit echter niet, omdat de afspraak tot verrekening zelf niet tot nadeel leidt in de vorm<br />

van vermindering van verhaalsvermogen.<br />

Eerder 752 is in het kader van het wenselijk recht betoogd dat wil men vat krijgen op de<br />

benadeling door verrekening men moet kijken naar het moment van het verdwijnen van verhaalsactief<br />

uit het vermogen van de aspirant-failliet – of als dat later is, het verkrijgen van een vordering<br />

op de aspirant-failliet – en daar, althans naar mijn mening een norm aan moet plakken (Pauliananorm).<br />

Dat moment moet inderdaad niet bepaald worden door de opeisbaarheid – en daarmee de<br />

bevoegdheid volgens het BW – maar naar het moment waarop de wederpartij een verhaalsactief<br />

onder zich krijgt dat tot verrekening zal strekken. 53 F mist het handvat daartoe. 54 F heeft dat wel<br />

omdat de beoordeling wordt gekoppeld aan het moment dat de wederpartij – los van de<br />

opeisbaarheid – bevoegd wordt tot verrekening. Er is mijns inziens geen reden te bedenken waarom<br />

de verrekening zonder schuldovername niet naar dezelfde maatstaven zou moeten worden<br />

beoordeeld.<br />

Wil 53 F gelijkgetrokken worden met het principe van 42 en 54 F (en 3:277<br />

BW) dan moet de wetenschap van benadeling/goede trouw op het moment dat<br />

de wederpartij verhaalsactief van de failliet of het vorderingsrecht op de failliet<br />

onder zich krijgt dat tot verrekening zou kunnen strekken, doorslaggevend zijn.<br />

VIII.4.7.2 Geen normatieve begrippen in 47 en 53 F<br />

Uit het bovenstaande blijkt dat 53 F – anders dan 54 F – op geen enkele wijze<br />

normatief verwijst naar een mogelijke benadeling. <strong>Het</strong> vereiste van de<br />

<strong>faillissement</strong>aanvraag in 47 F is ook geen normatief begrip, maar slechts een<br />

betrekkelijk willekeurige feitelijke verwijzing. Meer algemeen geldt dat 47 F<br />

zich in het geheel niet bekommert om de vraag of de betaling wel tot relevant<br />

nadeel leidt en dus in die zin in het geheel niet normatief van aard is.<br />

749<br />

Zie ook de bespreking van Ontvanger/Pellicaan en Bakker q.q./Katko in VI.3.3, VIII.6.2<br />

en X.17 aantekening (xi) e.v.<br />

750<br />

HR 23-4-1999, NJ 2000, 158 (’Wollie’ of Rabo/van Gorp).<br />

751<br />

Zie VII.8.<br />

752<br />

Zie VIII.2.2.1 als ook VI.3.3.3.<br />

264

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!