04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Hoofdstuk VIII<br />

met art. 51 F. Uit Montana I blijkt impliciet dat ook in dat geval verrekening niet zou worden<br />

toegestaan. In de eerste plaats zijn zulke verrekeningen in strijd met het fixatiebeginsel. Dat<br />

fixatiebeginsel geldt vervolgens ook al <strong>voor</strong> <strong>faillissement</strong> (3:277 BW) als de verrekening verband<br />

houdt met toedoen na bestaande wetenschap van benadeling, dreigende insolventie. 53 F houdt ten<br />

onrechte op geen enkele wijze rekening met toe te rekenen nadeel door verrekening.<br />

De verhouding tussen 53 en 54 F is ook niet absoluut helder sinds de Hoge Raad<br />

54 F toepast op sommige verrekeningen. Ik houd het erop dat deze uitzondering<br />

volgens de Hoge Raad alleen de betaling op een bankrekening betreft. 730<br />

In Loeffen q.q./BMH I 731 heeft de Hoge Raad aan de verrekening eisen van ‘goede trouw’ gesteld.<br />

De ingestelde vordering was weliswaar (ten onrechte) gebaseerd op 47 F, maar ging om<br />

verrekening door een bank van een op de bankrekening ontvangen betaling. De Hoge Raad meende<br />

dat niet 53 F maar veeleer 54 F van toepassing was. De motivering was veelbelovend: ‘beslissend<br />

is veeleer de betekenis welke aan de hand van de eisen van het huidige rechtsverkeer valt toe te<br />

kennen aan de strekking van art 47 “betalingen te treffen” waardoor een crediteur, in strijd “met de<br />

goede trouw door hem ook jegens zijne mede-schuldeischers in acht te nemen”, zich “aan den<br />

concursus onttrekt’. In het tweede arrest moet echter weer ‘nauwkeurig’ aan de eisen van 42-48 F<br />

worden voldaan en gaat het in dat kader toch weer om kwade trouw. 732 Niettemin is de Hoge Raad<br />

er niet op teruggekomen om betalingen aan de schuldenaar op een bankrekening die door de bank<br />

worden verrekend te toetsen aan 54 F in plaats van het strikt genomen toepasselijke 53 F, 733 tenzij<br />

het om reeds stil verpande vorderingen gaat. 734<br />

In de rechtspraak wordt nog wel getracht op een andere wijze aan 53 F te<br />

ontkomen, namelijk door toe te laten dat de achterliggende overeenkomst die<br />

aanleiding tot de betaling geeft, wordt vernietigd als toen wetenschap van<br />

dreigende insolventie bestond. Een <strong>voor</strong>beeld is te vinden in Bakker<br />

q.q./Katko. 735 Dit is dogmatisch onjuist. Als de overeenkomst zelf niet tot nadeel<br />

leidt doordat de rechten en verplichtingen wel met elkaar ‘in balans’ zijn, is het<br />

onzinnig de overeenkomst te vernietigen. <strong>Het</strong> gaat dan alleen om de betaling,<br />

waartegenover na ongedaan maken, de schuld ook als <strong>faillissement</strong>sschuld dient<br />

te herleven (en niet ook ongedaan gemaakt moet worden). <strong>Het</strong> is evenzeer<br />

onzinnig om als het nadeel uitsluitend bestaat uit het effect van de betaling een<br />

ander tijdstip dan die betaling te kiezen <strong>voor</strong> de toerekening. 736<br />

Faber 737 meent dat de verrekening <strong>voor</strong> <strong>faillissement</strong> ook met een beroep op 47 F succesvol kan<br />

worden bestreden. Ik kan hem in zoverre niet volgen dat althans naar de letter van de wet een<br />

geldige verrekening vóór <strong>faillissement</strong> evenzeer geldig is indien gedaan na <strong>faillissement</strong> onder 53<br />

F. Indien zo’n verrekening vóór <strong>faillissement</strong> met behulp van 47 F vernietigd zou kunnen worden,<br />

maar er alsnog een beroep op 53 F kan worden gedaan, is de actie ex 47 F zinloos. 738 Ook zou<br />

onbegrijpelijk zijn dat dezelfde verrekening als die plaats heeft vóór <strong>faillissement</strong> wel bestreden<br />

730 Zie ook Loeffen q.q./BMH I waarin dit als een uitzondering op 47 F en niet 53 F wordt<br />

geformuleerd. Zie ook VIII.7.<br />

731 HR 8-7-1987, NJ 1988, 104 (Loeffen q.q./BMH I). Zie uitgebreid X.7.<br />

732 Zie verder ook de uitgebreide kritische bespreking in X.7 en X.10.<br />

733 Amro/Curatoren THB (HR 7-10-1988, NJ 1989, 449).<br />

734 Mulder q.q./CLBN (HR 17-2-1995, NJ 1996, 471).<br />

735 Zie uitgebreid VI.3.3.3 en X.17.<br />

736 Zie ook VI.3.3.3, VIII.6.2, VII.4.2.2 en VII.4.4.<br />

737 Faber (2005), p. 371 e.v.<br />

738 Zie ook Faber (2005), p.375.<br />

262

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!