04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Benadeling door vermindering van <strong>voor</strong> verhaal vatbaar vermogen<br />

een <strong>voor</strong> bestuurders geldende strengere norm die met wetenschap van<br />

benadeling samenhangt. 719<br />

In het tweede arrest 720 ging het om zustervennootschappen die dezelfde<br />

bedrijfsleiding hadden en waaraan de aspirant-failliet na dreigende insolventie<br />

betalingen deed. Hier werden niet de bestuurders maar de ontvanger van de<br />

betaling aangesproken. De crux van het arrest zit hem in de alsnog toegestane<br />

omkering van de bewijslast omdat overleg en opzet <strong>voor</strong>shands mogen worden<br />

aangenomen en omgekeerd geen ‘rechtstreeks daarop gerichte bewijsmiddelen’<br />

van de curator worden verlangd.<br />

Evident is dat daarbij feitelijk van groot belang is dat de bedrijfsleiding van schuldeiser en<br />

schuldenaar met elkaar samenvielen. Gezien de <strong>voor</strong>zichtige opbouw van het arrest en de<br />

verwijzing naar Gispen q.q./IFN, lijkt het in ieder geval op het eerste gezicht aannemelijk dat de<br />

Hoge Raad eigenlijk in zulke gevallen een uitzondering op de eerdere jurisprudentie wil toelaten<br />

aan de hand van de feitelijke vaststelling van zo’n uitzonderlijk geval. Toch kan er goede reden zijn<br />

om niettemin een (waarschijnlijk onbedoelde) breuk met juist Gispen q.q./IFN 721 te veronderstellen.<br />

Want wat de Hoge Raad naar mijn mening doet is aan de eerder aangenomen diabolische bewijslast<br />

<strong>voor</strong>bijgaan op grond van een normatieve uitleg van de begrippen overleg en opzet tot benadeling.<br />

<strong>Het</strong> Hof mocht immers ‘<strong>voor</strong>shands aannemen’ dat daarvan sprake was. Dat overleg mag dan<br />

bij<strong>voor</strong>beeld worden aangenomen bij het samenvallen van personen. En de opzet mag worden<br />

aangenomen als de benadeling zelf vaststaat, zoals bij betalingen op bestaande verplichtingen nu<br />

eenmaal het geval is. Strikt genomen zou aan het bewijs geen normatief aspect mogen zitten, maar<br />

dat zit er in deze uitspraak wel: vallen personen bij de aspirant-failliet en de betaalde partij samen<br />

dan geldt een andere norm dan ‘opzet tot begunstiging’ in de zin van Gispen q.q./IFN. Staat men<br />

een keer een normatieve uitleg van de begrippen overleg en opzet toe, dan lijkt mij 47 F van kleur<br />

te verschieten en wel in de richting van 42 F. Niet alleen mag dan in sommige gevallen<br />

<strong>voor</strong>bijgegaan worden aan de op de curator rustende bewijslast (zoals in casu), ook datgene wat<br />

(nog wel) bewezen zou moeten worden, de begrippen overleg en opzet, wijzigen. Bij de opzet is<br />

dan, omdat de betaling vanzelf tot benadeling leidt, aan niet meer te denken dan de eis in 42 F van<br />

geobjectiveerde wetenschap van benadeling (dreigende insolventie en nadeel). Ook in dit geval had<br />

het Hof kennelijk niet meer vastgesteld dan de benadeling en de wetenschap van dreigende<br />

insolventie en vond de Hoge Raad dit voldoende.<br />

Waartoe een normatieve uitleg van het begrip ‘overleg’ allemaal kan leiden – behalve<br />

dan tot het aannemen daarvan indien de bedrijfsleiding van schuldeiser en schuldenaar dezelfde is –<br />

wordt uit de uitspraak niet duidelijk. Maar ik acht het verdedigbaar en realistisch dat elke vorm van<br />

contact, vriendelijk of onvriendelijk, dat expliciet of impliciet betrekking heeft op het al dan niet<br />

verrichten van een betaling dan normatief in aanmerking komt om als overleg in de zin van 47 F<br />

betiteld te worden.<br />

Beide arresten lijken aan te tonen dat de met Gispen q.q./IFN ingeslagen weg<br />

normatief onhoudbaar is. 722 Meer algemeen toont het Cikam-arrest aan dat ook<br />

de betaling als toe te rekenen benadeling aan wederpartijen afgemeten moet<br />

worden aan de wetenschap van benadeling (Pauliana-norm).<br />

719 Zie ook VIII.5.<br />

720 Zie uitgebreid X.20.<br />

721 HR 22-3-1991, NJ 1992, 214; zie ook X.7. In dit arrest wordt overwogen: art 47 spreekt<br />

in dit verband niet van een <strong>voor</strong> tegenbewijs vatbaar vermoeden. Slaagt de curator in het<br />

in dit artikel genoemde bewijs dan staat daarmee de kwade trouw van de crediteur vast<br />

en is er geen plaats meer <strong>voor</strong> tegenbewijs.<br />

722 Zie ook Vriesendorp (1996c).<br />

259

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!