04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Benadeling door vermindering van <strong>voor</strong> verhaal vatbaar vermogen<br />

toepasselijkheid van 47 F, maar moet en mag worden beoordeeld aan de hand van 42 F (Steinz<br />

q.q./Amro; Kin/Emmerig q.q.; Verkerk/Tiethoff q.q.; Diepstraten/Gilhuis q.q.). 706<br />

Ter vermijding van misverstand zij erop gewezen dat volgens de Hoge Raad het begrip<br />

opeisbaar in 47 F iets anders betekent dan bij het bewijsvermoeden in 43 lid 1 onder 2 o F. De<br />

woorden ‘een niet opeisbare schuld’ hebben in 49 F ‘niet betrekking op een schuld die opeisbaar is<br />

in die zin dat de schuldeiser terstond voldoening daarvan door de debiteur van die schuld kan<br />

vorderen, maar waarvan hij niet voldoening door de in art. 43 lid 1, aanhef, bedoelde “schuldenaar”<br />

kan vorderen, omdat deze niet de debiteur van die schuld is.’ 707<br />

De voldoening van een opeisbare schuld in 47 F wordt in die zin eng opgevat<br />

dat elke vorm van betaling die niet voldoet aan de contractueel overeengekomen<br />

wijze of het overeengekomen tijdstip als niet opeisbaar wordt beschouwd, ook al<br />

is de prestatie wel verschuldigd. In die interpretatie is de niet-opeisbare betaling<br />

hetzelfde als een onverplichte rechtshandeling in de zin van 42 F.<br />

Ook al bestaat er wel een (andere) verplichting, de niet-opeisbare betaling mag worden getoetst aan<br />

de al dan niet bestaande wetenschap van benadeling. In VIII.6.2 zal ik trachten aan te tonen dat het<br />

onderscheid tussen de opeisbare en verschuldigde prestatie tot normatieve incongruenties leidt die<br />

in de weg staan aan een gesloten normatief stelsel. Er is geen goede reden om de wel<br />

verschuldigde, maar niet-opeisbare, schuld anders te behandelen dan de opeisbare schuld. De reden<br />

die daar<strong>voor</strong> in de arresten wordt gevonden, is niet normatief maar louter bewijsrechtelijk van aard.<br />

De scheiding tussen 42 en 47 F is geen scheiding tussen benadelingen die het<br />

gevolg zijn van ‘in negatieve balans’ zijnde verplichtingen (verminderingen van<br />

eigen vermogen) en benadelingen die het gevolg zijn van verminderingen van<br />

verhaalsvermogen. De laatste zijn eventueel ook onder 42 F ongedaan te maken<br />

(Imperial/Waanders; Diepstraten/Gilhuis q.q.; Bakker q.q./Katko; Montana I). 708<br />

Als niet voldaan wordt aan de eisen van 47 F is er nog ruimte om te<br />

bezien of de achterliggende overeenkomst die tot betaling leidt, wellicht als<br />

onverplichte rechtshandeling onder 42 F vernietigbaar is waarmee de betaling<br />

onverschuldigd zou worden. Anders gezegd: is de verplichting die tot betaling<br />

leidt ontstaan na verkregen wetenschap van benadeling dan kunnen de gevolgen<br />

daarvan, inclusief de eventuele betaling, ongedaan gemaakt worden onder 42 F.<br />

47 F en 53 F zijn ook niet congruent.<br />

Blijkens de wetsgeschiedenis van 53 F heeft de wetgever juist de mogelijkheid willen scheppen dat<br />

(nog) niet-opeisbare schulden wel mochten worden verrekend. Naar mijn mening had de wetgever<br />

in zoverre gelijk dat de opeisbaarheid inderdaad niet het criterium is. Maar het wel aan te leggen<br />

criterium, de toerekening op het moment dat het verhaalsactief uit het vermogen van de aspirantfailliet<br />

verdwijnt, is over het hoofd gezien. 709<br />

706 HR 16-1-1987, NJ 1987, 528 (Steinz q.q./Amro); HR 18-12-1992, NJ 1993, 169<br />

(Kin/Emmerig q.q.); HR 20-11-1998, NJ 1999, 611 (Verkerk/Tiethoff q.q.); HR 19-10-<br />

2001, NJ 2001, 654 (Diepstraten/Gilhuis q.q.).<br />

707 Zie HR 4-2-2000, NJ 2000, 192 (Scholten q.q./Van Zwol Wijntjes).<br />

708 HR 3-10-1980, NJ 1980, 643 (Imperial/Waanders); HR 19-10-2001, NJ 2001, 654<br />

(Diepstraten/Gilhuis q.q.); HR 17-11-2000, NJ 2001, 272 (Bakker q.q./Katko); HR 22-5-<br />

1992, NJ 1992, 526 (Montana I).<br />

709 Zie VIII.2.2.1 en VIII.4.7.<br />

255

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!