04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Benadeling door vermindering van <strong>voor</strong> verhaal vatbaar vermogen<br />

VIII.3 Recapitulatie bezwaren tegen 47 en 53 F<br />

In VII.4 is reeds betoogd dat het huidige wettelijk stelsel in verschillende<br />

opzichten niet in staat is goed om te gaan met het nadeel dat wordt veroorzaakt<br />

door betalingen en dat alleen al daarom het stelsel herziening behoeft vanuit een<br />

breder begrip van het nadeel door betaling. Zo bleek het systeem van 42, 47 en<br />

51 F de verschillende stadia en betekenis van de tot nadeel leidende rechtshandelingen<br />

onvoldoende te onderkennen.<br />

<strong>Het</strong> belangrijkste bezwaar tegen de specifieke bepalingen van 47 en 53<br />

F is dat de wetenschapseisen niet in overeenstemming te brengen zijn met de<br />

normatieve uitleg van 3:277 BW en de beginselen van toerekening in 6:162 BW.<br />

Ook in de praktijk vormen zij een te grote, en niet-normatief onderbouwde,<br />

uitzondering op de gelijkheid van crediteuren.<br />

In essentie zijn de bezwaren tegen 47 en 53 F terug te brengen tot het gegeven dat deze niet<br />

normatief, maar feitelijk, bepaalde artikelen – zeker in de uitleg van de Hoge Raad 688 – onmogelijk<br />

in overeenstemming te brengen zijn met een overigens wel algemeen geldend normatief kader zoals<br />

dat ook vastgelegd is in het leerstuk van de onrechtmatige daad. De Pauliana-bepalingen – van vóór<br />

Lindenbaum/Cohen – waren meer dan een eeuw geleden zeer modern 689 te noemen. Maar de<br />

ontwikkeling van de beginselen van toerekening heeft in de 20 e eeuw een grote sprong gemaakt,<br />

terwijl de uitleg van 47 en 53 F zich daaraan niet heeft aangepast. De slechts schijnbaar eenvoudige<br />

artikelen zullen dus altijd blijven wringen met datgene wat normatief rechtens zou moeten zijn en<br />

zullen dus ook nooit tot de gewenste eenvoud en rechtszekerheid kunnen leiden.<br />

Hier<strong>voor</strong> 690 zagen we dat het discontinuïteitsrisico zich concentreert op: verplichtingen<br />

aangegaan kort <strong>voor</strong> feitelijke insolventie, betwiste verplichtingen, langlopende of <strong>voor</strong>waardelijke<br />

verplichtingen, of verplichtingen die het gevolg zijn van de gedwongen liquidatie (wanprestatie,<br />

beëindigingvergoedingen, liquidatiekosten e.d.). Voor zover zulke verplichtingen bestaan uit<br />

financiering met vreemd vermogen, kunnen deze <strong>voor</strong>afgaand aan het <strong>schemergebied</strong> afgedekt<br />

worden met zekerheden, zodat het risico zich <strong>voor</strong>al richt op alle andere genoemde verplichtingen<br />

die niet op een of ander wijze door een soort zekerheid zijn afgedekt. <strong>Het</strong> <strong>faillissement</strong> heeft dus<br />

<strong>voor</strong>namelijk betekenis <strong>voor</strong> diegenen die, gewild of ongewild en zonder zekerheid, op de een of<br />

andere wijze ‘krediet’ aan de failliet hebben gegeven en daardoor moeten gedogen dat het<br />

vermogen moet worden verdeeld onder al diegenen die zulk ‘krediet’ hebben gegeven. Als de<br />

gelijkheid van crediteuren <strong>voor</strong> <strong>faillissement</strong> opgeld kan doen, dan zal deze toch in de eerste plaats<br />

zien op alle crediteuren die zulk ‘krediet’ hebben gegeven. De benadeling die zich alleen<br />

verwezenlijkt door het ontstaan van ‘in negatieve balans’ zijnde rechten en verplichtingen (42 F)<br />

met diegenen die nog geen ‘krediet’ hebben verleend, zijn, behoudens verplichtingen uit<br />

vrijgevigheid, ondergeschikt bij de benadelingen die uiteindelijk door betalingen vorm krijgen. In<br />

feite wordt door het systeem van 42-47 F de belangrijkste groep van crediteuren die het beginsel<br />

van gelijke verdeling in acht dienen te nemen over het hoofd gezien, althans totdat 47 F wel<br />

toepasselijk is.<br />

Zelfs <strong>voor</strong> het nadeel dat door ‘in negatieve balans’ zijnde rechten en verplichtingen<br />

ontstaat, geldt dat het nadeel slechts beperkt bestaat uit het aangaan daarvan, maar pas echt<br />

betekenis krijgt als de verplichting tot betaling leidt 691 en het te verdelen actief daadwerkelijk uit<br />

het vermogen verdwijnt.<br />

Er is geen goede reden om bij toe te rekenen nadeel niet uit te gaan van de<br />

geobjectiveerde wetenschap van benadeling ten tijde van het nadeel toebrengende feit: de betaling.<br />

47 F stelt eisen aan de vernietiging die, in samenhang met het verlangde bewijs, <strong>voor</strong>al feitelijk van<br />

aard zijn, en niet te verenigen zijn met algemene regels van toerekening. De invulling die de Hoge<br />

688 Zie VIII.4.<br />

689 Zie uitgebreid VIII.7.<br />

690 Zie VI.6.2.<br />

691 Zie VII.2 en VII.4.2.<br />

251

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!