04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Benadeling door vermindering van <strong>voor</strong> verhaal vatbaar vermogen<br />

overdragende partij dit effect te worden weggenomen. Als geen der partijen wetenschap van<br />

benadeling had (1) is er natuurlijk geen reden het nadeel ongedaan te maken.<br />

VIII.2.2.3 54 F<br />

54 F kent een aantal onvolkomenheden: de bepaling richt zich ten onrechte niet<br />

ook op degene die overdraagt of betaalt; de gevolgen moeten soms in groter<br />

verband worden gezien; 684 soms moet rekening worden gehouden met<br />

neveneffecten van de overdracht of betaling op de bankrekening.<br />

Voorbeelden van zulke casusposities zijn te vinden in Loeffen q.q./BMH, Montana en Nimox/Van<br />

den End q.q. 685 In Loeffen q.q./BMH II ging het om een debiteur die jegens de bank hoofdelijk<br />

aansprakelijk was <strong>voor</strong> de schuld van de crediteur, de aspirant-failliet. De debiteur betaalde dankzij<br />

de bank zelf op de bankrekening van de bank waarna de bank verrekende en ook de schuld uit<br />

hoofdelijkheid verminderde. In principe werd de bank de verrekening na verkregen wetenschap van<br />

benadeling niet toegestaan op grond van analoge toepassing van 54 F. Niet aan de orde kwam of<br />

ook de betaling door de debiteur zelf aantastbaar was, maar het ligt <strong>voor</strong> de hand dat als ook de<br />

debiteur niet te goeder trouw was de bank jegens de hoofdelijke debiteur zich op het standpunt<br />

moet kunnen stellen dat er als het ware niet is betaald na de niet aan de bank toegestane<br />

verrekening. 686<br />

In Montana II ging het om het ongedaan maken van een betaling op de bankrekening met<br />

een debetstand door een debiteur. De debiteur had hier direct baat bij omdat hij zich jegens de bank<br />

borg had gesteld <strong>voor</strong> de crediteur, aspirant-failliet. Met de betaling op de bankrekening sloeg hij<br />

twee vliegen in één klap: betaling op de vordering én aflossing op de borgtocht. In Montana I wordt<br />

de ‘transactie’ waardoor ‘de opbrengst van de caravans’ niet meer ‘beschikbaar’ is ‘<strong>voor</strong> de<br />

gezamenlijke schuldeisers’ nog onder het bereik van ‘42 Fw’ gebracht omdat ‘de schuldeisers zijn<br />

benadeeld in hun verhaalsmogelijkheden’. In Montana II strandt de vordering alsnog omdat er ten<br />

tijde van het sluiten van de achterliggende overeenkomst nog geen wetenschap van benadeling was.<br />

De curator verzette zich in cassatie tegen ‘'s Hofs oordeel dat niet ter zake dienende is de stelling<br />

van de Curator dat de betaling van Interniber’ (de debiteur) ‘heeft gestrekt tot voldoening van een<br />

niet opeisbare schuld van Montana’ (de aspirant-failliet) ‘aan de bank’. De Hoge Raad verwerpt het<br />

middel: ‘<strong>Het</strong> Hof heeft daartoe overwogen dat het in deze zaak, waarin de bank geen partij is, niet<br />

gaat om de nietigheid van die betaling, maar om verkoop en levering van de caravans aan<br />

Interniber, welke rechtshandelingen volgens de Curator Paulianeus zouden zijn (rov. 5 tussenarrest)’<br />

(..). ‘Kennelijk heeft het Hof de door Interniber gedane betaling aan de bank niet opgevat<br />

als een door de schuldenaar (Montana) verrichte rechtshandeling, waarvan de Curator in dit geding,<br />

op de voet van de art. 42 en 43 F, de nietigheid zou kunnen inroepen. Onbegrijpelijk is dit oordeel<br />

niet’. De Hoge Raad suggereert dat de betaling slechts bij de bank ongedaan gemaakt kan worden<br />

en wel alleen als de bank niet te goeder trouw was. Als dat zo is kan de bank zich jegens de<br />

debiteur, tevens borg, niet beroepen op het niet in verrekening kunnen brengen van de betaling en<br />

zou de bank zijn recht als geborgde verliezen. Als de betaling door de debiteur niet te goeder trouw<br />

werd gedaan is dat volstrekt onredelijk, omdat de betaling zelfs eerder aan de debiteur dan aan de<br />

bank toe te rekenen is. Ook hier blijkt een inconsistentie tussen 42, 47 en 54 F. De benadeling<br />

bestond alleen uit de betaling en niet uit de overeenkomst (marktconforme prijs). <strong>Het</strong> tijdstip van<br />

toerekening moet dus ook het moment van betalen zijn. Conform 54 F moet dan worden getoetst<br />

aan de goede trouw of wetenschap van benadeling. Er is geen rationele reden om daarbij een<br />

verschillend criterium te gebruiken <strong>voor</strong> degene die schuld/vordering/betaling ontvangt of doet<br />

overgaan.<br />

In Nimox/Van den End q.q. werd dit kennelijk wel onderkend. Een crediteur droeg zijn<br />

vordering over aan een financier met een surplus aan zekerheden. De overdracht door de crediteur<br />

van de vordering werd onrechtmatig geoordeeld en het moment van beoordeling is het<br />

684 Zie ook VII.5.<br />

685 Zie X.7, X.10 en X.9.<br />

686 Zie ook VII.5.<br />

249

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!