04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Toe te rekenen nadeel, fixatie en nuanceringen<br />

Er is een plausibelere interpretatie mogelijk van de ‘gunstige gevolgen’, namelijk de<br />

(verwachting van de) redding van de onderneming. Ook in die interpretatie kleven er echter<br />

bezwaren aan het arrest, zoals wordt besproken in X.3.<br />

VII.10.3 Montana I en II 665<br />

De casus lijkt op Loeffen q.q./BMH, maar nu werd niet de bank maar de wederpartij aangesproken<br />

op grond van 42 F, op een moment dat Loeffen q.q./BMH I niet lang daar<strong>voor</strong> gewezen was.<br />

Montana was op 12 november 1984 opgericht door haar moeder Interniber. De door Montana<br />

gebouwde caravans werden alle afgenomen door Interniber. Montana had een kredietfaciliteit bij de<br />

Rabobank waar<strong>voor</strong> Interniber zich borg had gesteld. Tussen 26 september en 5 november 1985<br />

heeft Montana aan Interniber zestien stacaravans geleverd <strong>voor</strong> een marktconforme prijs. De<br />

koopprijs is in <strong>voor</strong>melde periode overgemaakt op de kredietrekening van Montana bij de<br />

Rabobank, die – toevallig (?) – een ongeveer met de koopprijs overeenkomende debetstand<br />

vertoonde. De verplichting als borg verviel daardoor feitelijk. De curator van Montana spreekt<br />

Interniber aan op grond van 42 F. De mogelijke benadeling zat hem niet in het niet marktconform<br />

zijn van de prijs maar in drie mogelijke gegevens: (a) de vermindering van verhaalsvermogen door<br />

betaling door Interniber wegens levering van de caravans, (b) de wijze van betaling op de<br />

bankrekening waar<strong>voor</strong> Interniber al borg stond; (c) de <strong>voor</strong>tzetting van de verliesgevende<br />

onderneming, want kennelijk was Montana niet in staat de kostprijs onder de overeengekomen<br />

verkoopprijs te houden. Daarbij was essentieel dat, zoals het Hof vaststelde, Montana uitsluitend<br />

<strong>voor</strong> haar moeder Interniber produceerde en Interniber naar aan te nemen is ook wist van de<br />

structurele verliesgevendheid. <strong>Het</strong> beperkte beroep op 42 F was ongelukkig, want alleen (a) ging<br />

over een geïsoleerde rechtshandeling van Interniber. In het eerste arrest trekt de Hoge Raad zich<br />

daar weinig van aan.<br />

De Hoge Raad overweegt: ‘van benadeling in de zin van 42 F is sprake wanneer<br />

schuldeisers zijn benadeeld in hun verhaalsmogelijkheden. Daarvan kan ook<br />

sprake zijn wanneer <strong>voor</strong> geleverde zaken een redelijke prijs is betaald, zodat<br />

het vermogen van de nadien gefailleerde niet is verminderd. Dit geval doet zich<br />

hier <strong>voor</strong>. <strong>Het</strong> vermogen van gefailleerde is per saldo niet verminderd, dit neemt<br />

echter niet weg dat zonder de door de curator gewraakte transactie de<br />

opbrengst van de geleverde zaken beschikbaar zou zijn geweest <strong>voor</strong> de<br />

gezamenlijke schuldeisers.’ De Hoge Raad kijkt naar de ‘transactie’ in het licht<br />

van de Pauliana-norm. Ook als Interniber bij het sluiten van de overeenkomst tot<br />

verkoop van de caravans nog geen wetenschap van benadeling had, maar bij de<br />

betaling wel, kan het nadeel toegerekend worden.<br />

Helemaal precies is de Hoge Raad met de ‘transactie’ niet, want als bij het sluiten van de<br />

overeenkomst tot verkoop van de caravans geen wetenschap van benadeling bestond, kan het uit<br />

die overeenkomst <strong>voor</strong>tvloeiende verlies natuurlijk ook niet toegerekend worden. Maar feitelijk<br />

dekt de Hoge Raad dat ook af door de ‘redelijke prijs’ (en niet het verschil tussen prijs en kosten)<br />

als uitgangspunt te nemen en daarmee (niet geheel juist) uit te gaan van ‘het vermogen van de<br />

nadien gefailleerde’ dat ‘niet is verminderd’. Op die wijze wordt alleen het nadeel dat het gevolg is<br />

van de betaling toegerekend. Dat stemt overeen met mijn eerdere nuancering in VII.9.2.4.<br />

De procedure had waarschijnlijk ook anders ingezet kunnen worden. Van vermindering<br />

van eigen vermogen was hoogst waarschijnlijk wel sprake, Montana had maar één activiteit en die<br />

was, zoals juist Interniber als moeder en enig afnemer moet hebben geweten, verliesgevend. Daar<br />

kan ook naar worden gekeken in het licht van de Beklamel-norm. Als moederbedrijf en betrokkene<br />

(ook in het kader van de financiering die uiteindelijk door haar werd afgedekt) zou haar verweten<br />

kunnen worden dat zij de onderneming van Montana na verkrijging van geobjectiveerde<br />

665 HR 22-5-1992, NJ 1992, 526; HR 12-4-1996, NJ 1996, 488.<br />

231

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!