04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Hoofdstuk VII<br />

terugbrengen die daaruit in het zicht van het naderende <strong>faillissement</strong> onoirbaar is verdwenen,<br />

maar aan dat vermogen een bate toevoegen die daarin niet thuishoort’.<br />

<strong>Het</strong> probleem in dit arrest zit hem in de innerlijke tegenstrijdigheid van de feiten<br />

waarop de Hoge Raad zich beroept. Hoe is het mogelijk dat een vordering op<br />

een debiteur ‘onverhaalbaar en waardeloos’ is als de bank bereid is het geld <strong>voor</strong><br />

de betaling van de vordering te lenen? In feite beoogde BMH verschillende<br />

dingen tegelijkertijd: redding van APO door een extra lening, incassering van de<br />

vordering op de failliet Meerhuys en het ongedaan maken van de schuld van<br />

APO aan Meerhuys. <strong>Het</strong> is onbegrijpelijk dat de Hoge Raad de bank hiermee<br />

laat wegkomen door de onjuiste hypothese dat APO niet goed was <strong>voor</strong> haar<br />

geld. Na de lening was zij dat nu juist wel. <strong>Het</strong> is onwerkelijk dat de niet<br />

geslaagde redding van APO, die pas later bleek, met terugwerkende kracht<br />

betekenis wordt gegeven. One cannot have one’s cake and eat it. 659<br />

VII.10.2 Eneca-arrest 660<br />

<strong>Het</strong> Eneca-arrest kwam al aan de orde in IV.8. 661 Kort gezegd ging het om een in verband met de<br />

ernstige financiële moeilijkheden door de financier bevroren krediet, dat na nadere zekerheid werd<br />

<strong>voor</strong>gezet en waarna Eneca failleerde. De Hoge Raad overweegt o.a. ‘dat wanneer het verrichten<br />

van een handeling door de schuldenaar een noodzakelijke <strong>voor</strong>waarde is <strong>voor</strong> een gedraging van<br />

degene met of te wiens behoeve de handeling werd verricht, de <strong>voor</strong> de andere schuldeisers<br />

gunstige gevolgen van de gedragingen van de wederpartij niet buiten beschouwing gelaten mogen<br />

worden bij de beantwoording van de vraag of zij door de handeling van de schuldenaar benadeeld<br />

zijn’.<br />

De overweging waarin wordt gesproken over ‘gunstige gevolgen’ wordt door de Hoge<br />

Raad feitelijk niet onderbouwd. Waar het Hof de betalingen na het weer openstellen van het krediet<br />

duidde als beperkingen op het nadeel, is wel aangenomen dat ook de Hoge Raad dat met de<br />

‘gunstige gevolgen’ heeft bedoeld. 662 Die crediteurenvervanging leidt niet tot ‘gunstige gevolgen’,<br />

integendeel, er werden juist aanvullende zekerheden gesteld ten behoeve van het oorspronkelijke<br />

krediet, waar<strong>voor</strong> onvoldoende zekerheid was.<br />

<strong>Het</strong> arrest geeft op zich wel een juiste regel dat als er bij de transactie geen<br />

nadeel is opgetreden er ook geen actio Pauliana denkbaar is, maar is, althans in<br />

de interpretatie dat er geen sprake was van nadeel, in zijn concrete toepassing<br />

een kennelijke misslag. 663<br />

<strong>Het</strong> is als zodanig o.a. in het kader van 20 ABV ook een onjuist eigen leven gaan leiden, dat thans<br />

door Van Dooren q.q./ABN Amro II 664 tot een einde moet zijn gekomen. Zie <strong>voor</strong> de<br />

noodzakelijkerwijs dynamische benadering van het begrip nadeel in het kader van een rekeningcourantfinanciering<br />

IX.4.2 en IX.4.3.<br />

659 Zie <strong>voor</strong> een uitgebreide kritische bespreking verder X.7.<br />

660 HR 10-12-1976, NJ 1977, 617.<br />

661 Voor een uitvoerige bespreking van dit in vele opzichten moeilijk te interpreteren arrest<br />

zij ook verwezen naar IX.4.3.2 en X.3.<br />

662 Zie Polak (1978); Van Koppen (1999); Bakkerus (2000) en AG Bakels in zijn conclusie<br />

<strong>voor</strong> HR 19-10-2001, NJ 2001, 654 (Diepstraten/Gilhuis q.q.); § 2.9; anders en naar mijn<br />

mening met recht: Polak/Wessels (2003), par. 3215 en Frieling (2004), zie X.3.<br />

663 In gelijke zin Bakkerus (2000) en inmiddels Van Dooren q.q./ABN Amro II HR 8-7-<br />

2005, NJ 2005, 457, zie ook (X.16).<br />

664 HR 8-7-2005, NJ 2005, 457 (Van Dooren q.q./ABN Amro II), zie X.16.<br />

230

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!