04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Hoofdstuk I<br />

verantwoordelijkheden van degenen die direct betrokken zijn bij de <strong>voor</strong>tzetting<br />

van de onderneming. In dit hoofdstuk worden <strong>voor</strong>afgaand aan het onderzoek de<br />

kernvragen, de gebruikte hypotheses, de globale opbouw en beperkingen van<br />

het onderzoek in kaart gebracht.<br />

I.1 Kernvraag, uitgangspunt en te ontwikkelen normen<br />

Dit onderzoek gaat over verhaalsrisico’s, die bij een onderneming ontstaan in<br />

het "<strong>schemergebied</strong>" <strong>voor</strong>afgaande aan het eventuele <strong>faillissement</strong>. <strong>Het</strong><br />

onderzoek wil antwoord geven op de vraag op welke wijze en tussen welke<br />

partijen de verhaalsrisico’s moeten worden verdeeld. <strong>Het</strong> is niet alleen de vraag<br />

hoe het insolvente vermogen moet worden verdeeld, maar ook welk vermogen<br />

en op welk moment er verdeeld moet worden. <strong>Het</strong> onderzoek zal zich richten op<br />

zowel de crediteuren als op de onderneming zelf.<br />

Voor de verdeling van het insolvente vermogen onder de schuldeisers is<br />

als uitgangspunt genomen dat deze verdeling, behoudens gelegitimeerde<br />

uitzonderingen, moet worden gebaseerd op de principes die liggen besloten in de<br />

artikelen 3:277 en 6:162 BW. Uit 3:277 BW volgt kort gezegd dat schuldeisers<br />

recht hebben op de verdeling van het insolvente vermogen en wel volgens<br />

gelijkheid behoudens rangorde (de paritas creditorum). Om echter te kunnen<br />

ingrijpen in een niet tijdige of ongelijke verdeling, moet deze aan de aan te<br />

spreken partij kunnen worden toegerekend. Dat laatste volgt uit 6:162 BW.<br />

Daarbij moet ook worden vastgesteld in hoeverre het na te streven belang van<br />

continuïteit in de weg staat aan het principe van gelijke verdeling van het<br />

insolvente vermogen.<br />

Dit uitgangspunt is een axioma, en daarmee per definitie niet <strong>voor</strong> bewijs vatbaar. Toch beoogt dit<br />

onderzoek op zijn minst aannemelijk te maken dat 3:277 en 6:162 BW een zinvolle en bruikbare<br />

leidraad vormen <strong>voor</strong> de ontwikkeling van normen die tot een passende verdeling van het<br />

insolvente vermogen leiden.<br />

Dit onderzoek wil komen tot een verdelingsmechanisme <strong>voor</strong> verhaalsrisico’s.<br />

Dit verdelingsmechanisme moet bij<strong>voor</strong>beeld zichtbaar maken op welk moment<br />

bestuurders in het licht van 6:162 BW de onderneming zouden moeten staken<br />

om verdere uitholling van het te verdelen vermogen te <strong>voor</strong>komen. Duidelijk<br />

moet worden aan welke minimumeisen de financieringsstructuur van een<br />

onderneming moet voldoen om te blijven <strong>voor</strong>tbestaan. Vanuit dit perspectief<br />

wordt geprobeerd vast te stellen op welke wijze de risico’s van insolventie<br />

tussen alle participanten in de onderneming moeten worden verdeeld. Daarmee<br />

raakt dit onderzoek uiteindelijk aan alle verhoudingen tussen crediteuren,<br />

financiers, aandeelhouders en bestuurders van de eventueel te failleren<br />

onderneming.<br />

Dit onderzoek heeft de ambitie om op al deze aspecten greep te krijgen<br />

door de ontwikkeling van slechts twee normen. Deze zullen worden aangeduid<br />

als de "Pauliana-norm" en de "(verlengde) Beklamel-norm". Hoewel beide<br />

normen hun basis vinden in het geldende recht, zal blijken dat toepassing van de<br />

normen op belangrijke onderdelen tot andere uitkomsten leidt dan onder het<br />

2

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!