04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Toe te rekenen nadeel, fixatie en nuanceringen<br />

bij aan het begrip. De, althans in de visie van Van Andel, verschuiving van nadeel door betalingen<br />

aan nieuwe crediteuren heeft immers niets te maken met een generieke of specifieke normstelling<br />

<strong>voor</strong> aansprakelijkheid van de betrokkene in verband met het aangaan van nieuwe verplichtingen.<br />

De kern van het probleem bij Van Andel zit hem in het feit dat hij het te verdelen<br />

vermogen niet fixeert. De Beklamel-norm zelf – die in Sobi/Hurks II de <strong>voor</strong>tzetting van de<br />

onderneming niet langer toestaat en verlangt dat surseance (of <strong>faillissement</strong>) wordt aangevraagd –<br />

<strong>voor</strong>ziet in de fixatie van het vermogen. Tot welke consequenties die fixatie moet leiden werd<br />

eerder uitvoerig uiteengezet. 616 <strong>Het</strong> probleem van de samenloop lijkt heel complex doordat zovele<br />

partijen daarbij betrokken zijn, de nieuwe crediteuren, de oude crediteuren, de boedel en de<br />

betrokkenen. Ziet men eenmaal in dat deze ‘vaten communiceren’ 617 via het te fixeren vermogen en<br />

dat de keerzijde van de nieuwe verplichtingen bestaat uit verlies en een bijdrage aan het actief, dan<br />

blijkt de oplossing toch betrekkelijk simpel. De norm in Sobi/Hurks II ziet op het ongedaan maken<br />

van alle gevolgen van de <strong>voor</strong>tzetting van de onderneming. Er is geen reden waarom die norm niet<br />

ter bescherming van de ‘gezamenlijke crediteuren, als eenheid gedacht’, dat wil zeggen het onder<br />

crediteuren te verdelen vermogen, zou strekken.<br />

Op zich is het uitgangspunt van Van Andel dat de positie van de ‘oude’ crediteuren<br />

onaangetast moet blijven juist. Door daarbij uit te gaan van het uitkeringspercentage <strong>voor</strong> alleen die<br />

oude crediteuren, biedt Van Andel echter slechts een deeloplossing <strong>voor</strong> het totale probleem van de<br />

samenloop. Afgezien van zijn onjuiste differentiatie naar groepen van crediteuren zou zijn<br />

opvatting in theorie overigens wel – zij het omslachtig – recht gebreid kunnen worden. Omdat de<br />

vaten nu eenmaal communiceren zou met de vordering van de nieuwe crediteuren op de betrokkene<br />

en de vordering van de betrokkene op de boedel alles alsnog recht gezet kunnen worden. 618 Zoals<br />

eerder aangetoond 619 zijn er, omdat de vaten communiceren, in theorie meer mogelijkheden om de<br />

samenloop op te lossen. Van Andel zelf 620 biedt die mogelijkheid overigens niet. Hij meent dat de<br />

betrokkene, die door een nieuwe crediteur wordt aangesproken, geen vordering op de boedel heeft<br />

in verband met <strong>voor</strong>deelverrekening. Doordat het in de Beklamel-norm zelf besloten liggende<br />

fixatiebeginsel bij Van Andel <strong>voor</strong> wat betreft het te verdelen vermogen verloren is gegaan, lijkt<br />

zijn ingenieuze deeloplossing van het probleem niet afdoende en bruikbaar te kunnen zijn. Nog<br />

afgezien van de onoverkomelijke problemen in verband met rangorde, compliceert zijn<br />

deeloplossing de problematiek onnodig, staat deze – ook juist bij hem – in de weg aan het inzicht<br />

<strong>voor</strong> de totale oplossing en gaat deze <strong>voor</strong>bij aan de schade die het directe gevolg is van de<br />

normschending in Sobi/Hurks II, het nadeel dat per saldo bestaat uit het verlies. <strong>Het</strong> door Van<br />

Andel gemaakte onderscheid tussen generieke en specifieke schuldeiserbenadeling heeft geen<br />

relevantie in verband met het onder de Beklamel-norm ongedaan te maken nadeel. Bij de<br />

benadeling onder de Beklamel-norm gaat het niet om een te onderscheiden specifieke en generieke<br />

norm, maar om de vraag tot bescherming van welke schade de norm strekt (6:163 BW) <strong>voor</strong> elk der<br />

betrokken partijen – de ‘oude’ en ‘nieuwe’ crediteuren, de boedel en de betrokkene – in verband<br />

met het opgetreden <strong>voor</strong>- en nadeel.<br />

VII.7.7 Individueel nadeel en de verlengde Beklamel-norm<br />

De samenloop tussen individueel nadeel en nadeel door schending van de<br />

verlengde Beklamel-norm kent geen precedenten in literatuur of jurisprudentie,<br />

omdat de verlengde Beklamel-norm niet eerder als zodanig is geformuleerd.<br />

Deze speelt ook geen rol. Hoewel de verlengde Beklamel-norm wel ziet op<br />

<strong>voor</strong>tschrijdende verliezen, strekt de norm niet tot het ongedaan maken van de<br />

transacties die tot de verliezen leiden, maar alleen op de wijze van financiering<br />

616 Zie VII.6.<br />

617 Zie VII.6.2.<br />

618 De tijdsfactor speelt daarbij wel een rol omdat een regresvordering van de bestuurder na<br />

afwikkeling van het <strong>faillissement</strong> geen uitkomst meer kan bieden.<br />

619 Zie <strong>voor</strong> de drie in theorie bestaande mogelijkheden om het nadeel ongedaan te maken<br />

VII.7.4.<br />

620 P. 81 e.v.<br />

215

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!