04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Toe te rekenen nadeel, fixatie en nuanceringen<br />

(terwijl hij) wist of behoorde te weten dat de vennootschap alsdan niet aan nieuwe of verder<br />

oplopende verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou kunnen bieden <strong>voor</strong> de ten<br />

gevolge van wanprestatie uit niet-nakoming <strong>voor</strong>tvloeiende schade’. De ingestelde vordering<br />

bestond in omvang echter niet uit de geboekte verliezen en/of verminderingen van verhaalsvermogen,<br />

maar uit de toename van de concurrente crediteuren in de periode na 31 juli 1998,<br />

alsmede een bedrag aan niet betaalde loonkosten, zijnde de na 31 juli 1998 ontstane vorderingen<br />

van het LISV. <strong>Het</strong> valt te betwijfelen of de Hoge Raad overzien heeft welke bezwaren aldus<br />

bestonden tegen de inhoud van de vordering – de curator komt geen vordering toe terzake van de<br />

vermeerdering van verhaalsvermogen door de leveranties van de nieuwe crediteuren, maar slechts<br />

ter hoogte van het verlies. De juistheid van de invulling van de vordering zelf stond in cassatie niet<br />

ter discussie.<br />

<strong>Het</strong> Hof 599 had de vordering toegewezen. J.J. van Hees (2004) had hierop scherpe kritiek.<br />

De AG, Timmerman, zegt hierover: ‘Van Hees merkt onder andere op dat als de boedel negatief is<br />

de overige schuldeisers door het wegvallen van vorderingen niet profiteren. Ik vind dat geen sterk<br />

argument tegen het actierecht van de curator. <strong>Het</strong> toekennen van een actierecht aan de curator<br />

betekent niet dat deze daarvan altijd gebruik moet maken. Als er in een concreet geval<br />

aanwijzingen zijn dat het gebruik van het actierecht <strong>voor</strong> de crediteuren <strong>voor</strong> wier belangen de<br />

curator dient op te komen niets oplevert, dan maakt de curator daarvan simpelweg geen gebruik.’ In<br />

mijn analyse overzien zowel Van Hees als Timmerman het dilemma niet geheel. Beiden<br />

onderkennen kennelijk niet dat de curator die een vordering op grond van de Beklamel-norm<br />

instelt, altijd verliezen ongedaan maakt en daarmee ook altijd reden heeft de vordering in te stellen.<br />

De opbrengst daarvan komt ter beschikking van de crediteuren. In het licht van het fixatiebeginsel<br />

moet die opbrengst eerst ten goede komen van nieuwe crediteuren die niet betaald zijn, uit te keren<br />

als boedelschuld, en <strong>voor</strong> zover nieuwe crediteuren wel betaald zijn, aan de overige crediteuren<br />

volgens rangorde.<br />

De AG vervolgt: ‘Ook merkt Van Hees op dat niet duidelijk is wat de grondslag van de<br />

bevoegdheid van de curator is om van de derde geïnde bedragen buiten de uitdelingslijst om af te<br />

dragen aan de benadeelde schuldeisers. Mijn inziens is de bevoegdheid van de curator om deze<br />

geïnde bedragen buiten de boedel om aan de betrokken schuldeisers af te dragen een gevolg van de<br />

uitoefening van zijn uit art. 68 Faillissementswet en het algemene stelsel van deze wet<br />

<strong>voor</strong>tvloeiende taak om in het belang van een zo gunstig mogelijke afwikkeling van het<br />

<strong>faillissement</strong> ten behoeve van bepaalde benadeelde crediteuren in het geweer te komen’.<br />

Timmerman had – net als Van Hees – niet geconstateerd dat er iets mis was met de omvang van de<br />

door de curator ingestelde vordering die beperkt had moeten zijn tot de verliezen ten gevolge van<br />

de nieuwe verplichtingen. De AG wordt niet door de Hoge Raad gevolgd.<br />

De Hoge Raad acht de curator niet bevoegd tot het instellen van zo’n vordering<br />

omdat dat niet behoort tot zijn opdracht tot beheer en vereffening van de failliete<br />

boedel (68 lid 1 F). De Hoge Raad overweegt eerst: ‘Een <strong>faillissement</strong>scurator<br />

is bevoegd in geval van benadeling van schuldeisers door de gefailleerde <strong>voor</strong><br />

de belangen van de gezamenlijke schuldeisers op te komen, waarbij, zoals de<br />

Hoge Raad <strong>voor</strong> het eerst in zijn arrest van 14 januari 1983, nr. 12026, NJ<br />

1983, 597 heeft beslist, onder omstandigheden ook plaats kan zijn <strong>voor</strong> het<br />

geldend maken van een vordering tot schadevergoeding tegen een derde die bij<br />

die benadeling betrokken was, ook al kwam een dergelijke vordering uiteraard<br />

niet aan de gefailleerde zelf toe’.<br />

Voor zover de Hoge Raad door deze parafrasering van het Peeters q.q./Gatzen-arrest en het vervolg<br />

(zie hieronder) heeft willen betogen dat de ‘bijzondere omstandigheden’ in Peeters q.q./Gatzen<br />

zagen op de bevoegdheid in plaats van op de onrechtmatigheid, lijkt dit onjuist. In Peeters q.q./<br />

Gatzen overwoog de Hoge Raad: ‘Tegen deze gedachtegang, die aan de beslissing van het Hof ten<br />

grondslag ligt, voert onderdeel a terecht aan, dat een <strong>faillissement</strong>scurator ook bevoegd is <strong>voor</strong> de<br />

599 Hof Den Bosch 2-12-2003, JOR 2004, 143 (Bannenberg q.q./Kwik Gielen c.s.).<br />

207

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!