04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Toe te rekenen nadeel, fixatie en nuanceringen<br />

(3) De aspirant-failliet verkoopt een schilderij dat hij op zolder vindt <strong>voor</strong> € 50,-. Voor levering<br />

maar na wetenschap van dreigende insolventie bij de wederpartij blijkt het om een werk van<br />

Rembrandt te gaan.<br />

(4) <strong>Het</strong> probleem van de al dan niet nog aanwezige baat wordt vergroot doordat de wet (47 en 53<br />

F) en de Hoge Raad grote ‘lekken’ in het te fixeren vermogen toestaan door verminderingen<br />

van verhaalsvermogen slechts zeer beperkt aantastbaar te achten (zie verder VIII.8). Stel<br />

bij<strong>voor</strong>beeld dat de aspirant-failliet AF een overeenkomst sluit met B, waarbij AF een goed ter<br />

waarde van 1000 verkoopt en levert <strong>voor</strong> 900 en B wetenschap van benadeling heeft en<br />

betaalt. Met dat geld betaalt AF crediteuren die geen wetenschap van <strong>faillissement</strong>saanvraag<br />

hebben of betrokken zijn bij een opzetje in de zin van 47 F. AF gaat failliet. De curator<br />

vernietigt de overeenkomst met B. B doet een beroep op 51 lid 3 F. Maar 51 lid 3 F helpt niet<br />

omdat er geen ‘baat’ meer is en er dus geen boedelschuld ontstaat. B moet het goed ter waarde<br />

van 900 teruggeven en blijft achter met een <strong>faillissement</strong>svordering van 900 waarop<br />

uiteindelijk zoals meestal niets betaald kan worden. B is dus per saldo ook aansprakelijk <strong>voor</strong><br />

de betalingen aan derden of die nu wel of niet zijn gedaan met wetenschap van benadeling.<br />

<strong>Het</strong> systeem van de wet dat uitgaat van vernietiging en het terugbrengen van de wederzijdse<br />

prestaties heeft als <strong>voor</strong>deel dat het simpel is en in vele gevallen goed zal uitwerken. Veranderen<br />

echter de waarden van de geleverde en/of ontvangen prestatie dan leidt dit tot problemen, zoals<br />

<strong>voor</strong>gaande <strong>voor</strong>beelden ook laten zien. Voor een deel worden de problemen opgelost door 6:203<br />

BW e.v. Als de schuldeiser niet als goed huisvader zorgdraagt <strong>voor</strong> de ontvangen prestatie kan hij<br />

<strong>voor</strong> de daaruit <strong>voor</strong>tvloeiende schade aansprakelijk worden gesteld. Daarmee is nog niet alles<br />

opgelost. Voor wiens risico moeten waardeveranderingen komen die niet met de zorgplicht te<br />

maken hebben? Hoe zit het met de aan de aspirant-failliet geleverde prestatie? Voorgaande<br />

<strong>voor</strong>beelden maken duidelijk dat er ook onder andere omstandigheden sprake kan zijn van waardevermeerdering<br />

of waardevermindering van zowel het ontvangene als het geleverde.<br />

In de Memorie van Toelichting 537 bij 51 lid 3 F gaat het om het teruggeven van de<br />

‘contrapraestatie <strong>voor</strong> zooverre daardoor het actief vergroot is. Is dit niet het geval, heeft de<br />

gefailleerde haar bij<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong> de faillietverklaring verteerd, dan kan degene, tegen wie de<br />

nietigheid werd ingeroepen, niet anders dan als concurrent schuldeischer rechten doen gelden.’ In<br />

de literatuur 538 wordt ook wel aansluiting gezocht bij de wetsgeschiedenis van 24 F, 539 maar veel<br />

meer inzicht geeft dit niet. Ook de jurisprudentie van de Hoge Raad helpt niet veel verder. 540<br />

Wijzigingen in de waarde van het door de derde terug te geven goed (51 lid 1 F) tussen<br />

tijdstip van de vernietigde rechtshandeling en <strong>faillissement</strong> spelen volgens Van Koppen 541 een rol<br />

mede in verband met de discrepantie van 51 F en het benadelingcriterium in Boendermaker/<br />

Schopman. 542 Van Koppen heeft erop gewezen dat met de invoering van het nieuw BW en de<br />

wijziging van 51 F in verband daarmee 51 lid 1 F een ruimere betekenis heeft gekregen doordat,<br />

naast rente en kosten, ook aanvullende schadevergoeding door de curator geëist zou kunnen<br />

worden. De curator zou in verband met de verwijzing naar de onverschuldigde betaling, met een<br />

beroep op 6:74 BW e.v., een beroep op wanprestatie kunnen doen. Ook al mag dat op basis van de<br />

verwijzing juist lijken, deze opvatting gaat er mijns inziens aan <strong>voor</strong>bij dat het verband tussen<br />

schade en toerekening (op grond van een onrechtmatige daad op basis van verkeersopvattingen en<br />

de gelijkheid van crediteuren) hiermee uit het oog wordt verloren en tot hoogst onbillijke<br />

537<br />

Van der Feltz I, p. 457.<br />

538<br />

Kluwer, Faillissementswet art. 51 aant 4; Polak-Wessels II, p. 152, Van Koppen (1998),<br />

p. 224 e.v. en 233 e.v.<br />

539 e<br />

MvT Inv. Wet Boeken 3-6 N.B.W. 1 gedeelte, PG Wijz. Rv e.a.w., blz 399: ‘hier is<br />

beslissend of het ontvangene in handen van de curator is gekomen of op andere wijze het<br />

actief heeft vermeerderd; men denke aan werkzaamheden verricht ten behoeve van tot de<br />

boedel behorende goederen die daardoor in waarde zijn vermeerderd’.<br />

540<br />

HR 8-5-1903, W7925; HR 29-6-1956, NJ 1956, 450 (De Haan/Wijngaard); HR 13-6-<br />

1958, NJ 1958, 352 (Baan/Peeters); HR 28-5-1982, NJ 1983, 310 (Van Galen/Wiarda<br />

q.q.).<br />

541<br />

Van Koppen (1998), hoofdstuk 3, p. 188 e.v.<br />

542<br />

HR 13-12-1949, NJ 1950, 262 (Boendermaker/Schopman).<br />

183

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!