04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Toe te rekenen nadeel, fixatie en nuanceringen<br />

te verdelen actief en vermindering van passief dat vanwege het onvoldoende<br />

verhaal tot relatief nadeel leidt.<br />

Gaat het echter om betalingen waarbij de achterliggende rechten en<br />

verplichtingen niet in balans zijn (vermindering van eigen vermogen) dan zal<br />

elke betaling <strong>voor</strong> feitelijke insolventie tot nadeel leiden.<br />

De – <strong>voor</strong> de Pauliana-norm neutrale – effecten van het gegeven dat betalingen meestal via een<br />

bankkrediet verlopen, zullen in IX.4.2 worden besproken.<br />

VII.4.3 Fixatie en het nadeel door betaling; 51 lid 3 F; 42 en 47 F<br />

Hier<strong>voor</strong> 531 zagen we dat een toe te rekenen benadeling ten gevolge van betaling<br />

kan bestaan uit alleen het effect van een betaling op het verhaalsvermogen. Maar<br />

het nadeel kan ook verband houden met het realiseren van een vermindering van<br />

eigen vermogen. In het laatste geval kan het zijn dat het nadeel door<br />

vermindering van eigen vermogen pas toerekenbaar wordt na het sluiten van de<br />

tot nadeel leidende overeenkomst, maar vóór betaling. In beide gevallen moet,<br />

om het nadeel ongedaan te maken, de (waarde van de) betaling worden<br />

geretourneerd, maar daartegenover moet dan de vordering waarop betaald werd,<br />

weer herleven bij de aangesprokene. Hoewel het principe van fixatie en<br />

teruggave van het door de failliet ontvangene in 51 lid 3 F is terug te vinden, is<br />

de ‘teruggave’ van de vordering in het kader van een benadeling in alleen het<br />

verhaalsvermogen vermoedelijk over het hoofd gezien.<br />

Met enige goede wil zou wel betoogd kunnen worden dat het ontvangene in 51 lid 3 F ook ziet op<br />

het tenietgaan van de vordering door de betaling, maar ook dan is niet zonder meer gegeven dat de<br />

vordering als ‘concurrent’ zou moeten terugkeren. Was de betaalde vordering be<strong>voor</strong>recht, dan zou<br />

dat <strong>voor</strong>recht in verband met 3:277 BW ook weer moeten herleven. Als alternatief is het ook wel<br />

verdedigbaar dat met de vernietiging van een betaling de schuld weer herleeft. In twee gevallen is<br />

die remedie ook onvoldoende:<br />

(a) als niet de wederpartij maar een betrokkene wordt aangesproken moet de vordering bij de<br />

betrokkene herleven;<br />

(b) als een benadeling bestaande uit alleen de vermindering van <strong>voor</strong> verhaal vatbaar vermogen,<br />

ongedaan gemaakt wordt door (de althans volgens de wetgever en Hoge Raad bestaande<br />

mogelijkheid van) vernietiging van de achterliggende overeenkomst ex 42 F, zal de schuld<br />

niet herleven en wordt ingegrepen op het niveau van de – niet per se tot nadeel leidende –<br />

overeenkomst. 532<br />

<strong>Het</strong> huidige wettelijke systeem van 42 en 47 F brengt met zich dat als alléén de<br />

betaling tot nadeel leidt 533 en niet voldaan wordt aan de strikte eisen van 47 F 534 ,<br />

dat nadeel ongedaan gemaakt moet en kan worden door de verplichting tot<br />

betaling onder 42 F aan te tasten. Niet alleen is dat onbegrijpelijk omdat er<br />

vervroegd wetenschapseisen worden gesteld op een moment dat er nog helemaal<br />

531 Zie VII.4.2.2.<br />

532 Zie VII.4.2.2 en VIII.6.<br />

533 Zie VII.4.2.<br />

534 Zie VIII.4.<br />

181

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!