04.09.2013 Views

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

Het schemergebied voor faillissement - Höcker Advocaten

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

De ‘Pauliana-norm’ <strong>voor</strong> wederpartijen<br />

een solvabiliteit die niet ‘voldoende’ is. In de woorden van Nimox/Van den End<br />

q.q. 464 is dat omdat de aandeelhouder van de verlieslatende onderneming ‘het<br />

verdere risico grotendeels op de crediteuren afwentelde’.<br />

Auditrade verkeerde in zwaar weer, maar was nog niet feitelijk insolvent. Er bestonden, naar<br />

althans was gesteld, gunstige toekomstprognoses. De moeder, Nimox, nam een (interim-)<br />

dividendbesluit waarbij het de bedoeling was alle – volgens continuïteit gewaardeerde 465 – vrije<br />

reserves uit te keren. Tegelijkertijd werd dit bedrag als een langlopende lening aan de onderneming<br />

ter beschikking gelaten (en later in tweede verband onder zekerheden gebracht). Een klassiek geval,<br />

waarbij de aandeelhouder liefst zo min mogelijk risicodragend kapitaal ter beschikking stelt en het<br />

verder te verstrekken vermogen leent en door zekerheden veiligstelt. <strong>Het</strong> latere <strong>faillissement</strong><br />

bevestigde hoe risicovol deze financieringsstructuur <strong>voor</strong> crediteuren was. De rechter achtte het<br />

dividendbesluit onrechtmatig en overwoog daartoe dat de gunstige prognoses niet van belang<br />

konden zijn: ‘de prognoses (..) waren uiteindelijk niet meer dan prognoses. Zij konden wellicht<br />

rechtvaardigen dat aandeelhouders Auditrade haar bedrijf lieten <strong>voor</strong>tzetten en <strong>voor</strong> zichzelf en de<br />

crediteuren het commerciële risico namen dat de prognoses niet zouden uitkomen. Niet echter dat<br />

Nimox als enig aandeelhouder op die prognoses een <strong>voor</strong>schot nam en het verdere risico<br />

grotendeels op de crediteuren afwentelde’. Zou de lening zijn achtergesteld bij andere crediteuren<br />

en er geen zekerheid bedongen zijn, dan was de dividenduitkering niet onrechtmatig geweest. In de<br />

uitspraak en door partijen is ten onrechte geen aandacht besteed aan de vraag of de toe te rekenen<br />

schade precies bestond uit de omvang van het dividendbesluit. Om dat te kunnen vaststellen had<br />

een concrete solvabiliteitseis gesteld moeten worden.<br />

Zonder dividendbesluit zou het eigen vermogen van Auditrade ten tijde van het besluit<br />

ca. 1 miljoen gulden positief zijn geweest (balanstotaal onbekend). Op dit punt gaat<br />

Schimmelpenninck (2003) te kort door de bocht als hij propageert dat leningen van aandeelhouders<br />

in het algemeen als risicodragend vermogen moeten worden behandeld.<br />

In het Rapport Commissie Winter en door Bier (2004) worden minder vergaande eisen<br />

ter beperking van uitkering van dividenden <strong>voor</strong>gesteld dan hier.<br />

Samenvattend moeten aan dividenduitkeringen, kapitaalverminderingen of<br />

terugbetalingen op achtergestelde leningen (garantievermogen) de volgende<br />

eisen worden gesteld:<br />

(a) de liquiditeit moet voldoende zijn; 466<br />

(b) de liquiditeitsbegroting <strong>voor</strong> het komende jaar moet positief zijn; 467<br />

(c) er moet op termijn een positieve rentabiliteit verwacht worden; 468<br />

(d) na de uitkering mag de solvabiliteit niet ‘onvoldoende’ zijn 469 en is de<br />

onderneming verliesgevend, althans is er sprake van een structureel<br />

negatieve kasstroom uit de bedrijfsresultaten, dan moet de solvabiliteit<br />

‘voldoende’ zijn 470 (Pauliana-norm).<br />

464<br />

HR 8-11-1991, NJ 1992, 174 (Nimox/Van den End q.q.); zie ook X.9.<br />

465<br />

Een dividendbesluit kan echter zelf de discontinuïteit over de onderneming afroepen,<br />

waardoor ogenschijnlijk vrije reserves dat in werkelijkheid niet zijn. Hoewel gesteld<br />

werd dat de continuïteit van de onderneming in gevaar was gebracht, was de aantasting<br />

van het besluit geen inzet van de procedure.<br />

466<br />

LM > kls; Beklamel-norm; zie III.2.2.2.<br />

467<br />

2:384 lid 3 BW, RAC 570 par. 18, IAS 1 alinea 24, Rapport Commissie Winter (2002).<br />

468<br />

Zie IV.3.5, IV.3.6 en IV.5.<br />

469<br />

Zijnde minimaal 20% <strong>voor</strong> producenten, industrie en bouwnijverheid; 15% <strong>voor</strong><br />

groothandel, transport en detailhandel; 10% <strong>voor</strong> dienstverlening en vrije beroepsbeoefenaren<br />

en 10% <strong>voor</strong> overige (IV.6.4).<br />

470<br />

Zijnde minimaal 30% <strong>voor</strong> producenten, industrie e.d.; 25% <strong>voor</strong> groothandel e.d.; 15%<br />

<strong>voor</strong> dienstverlenende bedrijven en 25% <strong>voor</strong> anderen (IV.6.4).<br />

151

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!